Chronisch Gezond

Ernstig risico op herstel


Welkom op de exclusieve webpagina van mijn eerste boek Chronisch Gezond

Ik zou dokter Kris niet zijn als ik niks speciaal zou doen. 

Voor mijn boek Chronisch Gezond heb ik deze aanvullende webpagina gemaakt. Hier vind je alle referenties naar de gebruikte medische literatuur, zodat het boek zelf lekker leesbaar blijft en je toch direct de diepte in kunt. Daarnaast beantwoord ik hier vragen die bij mij opkwamen tijdens het schrijven – vragen die jij je misschien ook stelt. Ook leg ik termen uit die niet voor iedereen even bekend zijn.

Ik geloof dat de arts van de toekomst nauw zal samenwerken met AI. Artsen die dat niet doen, zullen uiteindelijk vervangen worden door artsen die AI wél gebruiken. Daarom stel ik mijn vragen aan Alma, mijn AI-robot, vernoemd naar mijn grootmoeder (en de inspiratie achter Alma.care). Alma en ik werken samen in wat ik 'co-intelligentie' noem. 

Co-intelligentie is een logisch antwoord op de groeiende hoeveelheid (medische) informatie en de steeds complexere vragen in de zorg. Het is de toekomst van geneeskunde, waarin wij als artsen juist onvervangbaar blijven in empathie, creativiteit en het nemen van ethische beslissingen.

Het fijne van deze webpagina is dat ik je zelfs na het drukken van het boek kan voorzien van nieuwe inzichten en waardevolle updates. En het mooiste? Iedereen kan deze extra informatie gewoon blijven volgen!

Ben je nieuwsgierig geworden naar het boek Chronisch Gezond? Klik dan op de onderstaande link om jouw exemplaar te bestellen. Veel leesplezier!

Proloog

Alma, waarom duurt het zo lang voor wetenschappelijke inzichten hun weg vinden naar de medische praktijk?

De lange duur van het vertalen van onderzoek naar praktijk (gemiddeld 17 jaar) heeft verschillende oorzaken, waaronder:

  1. Complexiteit van de onderzoeksprocessen: Het proces omvat meerdere stappen, zoals het verkrijgen van financiering, ethische goedkeuringen, klinische proeven (fase I, II en III), publicaties, goedkeuring door instanties (zoals FDA), en uiteindelijk de opname in klinische richtlijnen.

  2. Publicatie- en disseminatielagen: Onderzoeksresultaten worden vaak vertraagd door publicatieprocessen, vooral als studies negatieve of neutrale resultaten hebben, die gemiddeld langer duren om gepubliceerd te worden dan studies met positieve resultaten.

  3. Regelgeving en veiligheidsvereisten: Het is essentieel om nieuwe interventies grondig te testen op veiligheid en effectiviteit. Deze strenge eisen verlengen het proces, maar zijn cruciaal om patiënten te beschermen.

  4. Gebrek aan standaardisatie: Verschillende studies meten verschillende fases van het proces, wat het moeilijk maakt om data te aggregeren en effectief beleid te ontwikkelen om vertragingen te verminderen.

  5. Vertaalproblemen naar de praktijk: Zelfs na publicatie kan het jaren duren voordat nieuwe kennis wordt opgenomen in richtlijnen en daadwerkelijk wordt toegepast. Dit hangt samen met aarzeling bij zorgverleners, beperkte training en infrastructuur, en financiële barrières.

  6. Organisatorische en beleidsmatige uitdagingen: Veel processen vereisen samenwerking tussen onderzoeksinstellingen, klinieken, overheden en industrieën, wat vaak inefficiënt is door bureaucratie en gebrek aan duidelijke verantwoordelijkheden.

Deze factoren maken het proces iteratief, complex en vaak inefficiënt, wat het moeilijk maakt om onderzoek snel naar praktische toepassingen te brengen.

Alma, waarom is dit ook voor onschadelijke leefstijlinterventies die gezondheidsvoordeel opleveren?

Voor leefstijlinterventies zou je denken dat de implementatie veel sneller kan, omdat deze vaak minder risico's met zich meebrengen dan bijvoorbeeld nieuwe medicijnen of invasieve behandelingen. Toch zijn er ook bij leefstijlinterventies enkele redenen waarom het proces zo traag verloopt:

  1. Gebrek aan bewijskracht in traditionele medische systemen: Veel leefstijlinterventies worden niet als "evidence-based" beschouwd volgens de strikte normen van medisch onderzoek, ondanks een groeiende hoeveelheid ondersteunend bewijs. Dit vertraagt acceptatie binnen de reguliere zorg.

  2. Weerstand tegen verandering: Zorgverleners en patiënten zijn vaak gewend aan traditionele behandelmethoden en staan soms sceptisch tegenover veranderingen, zelfs als die leefstijlgericht zijn.

  3. Financiële prikkels: Het huidige zorgsysteem is vaak meer gericht op medicatie en interventies die inkomsten genereren, terwijl leefstijlinterventies minder direct financieel rendement opleveren voor farmaceutische bedrijven en zorginstellingen.

  4. Gebrek aan bewustwording en educatie: Veel artsen en zorgprofessionals krijgen weinig training in leefstijlinterventies, waardoor ze deze minder vaak aanbevelen of implementeren.

  5. Maatschappelijke en culturele barrières: Patiënten moeten leefstijlinterventies zelf toepassen, wat gedragsverandering vereist. Dit wordt beïnvloed door factoren zoals motivatie, sociale normen, economische beperkingen en een gebrek aan ondersteuning.

  6. Ontbreken van duidelijke richtlijnen: Voor leefstijlinterventies zijn richtlijnen en protocollen vaak minder concreet of uniform dan voor medische interventies, wat implementatie kan bemoeilijken.

  7. Beleidsmatige traagheid: Overheden en gezondheidsinstanties nemen vaak jaren om beleidsadviezen op te stellen en te implementeren, zelfs als het om relatief onschuldige en voordelige interventies gaat.

Hoewel leefstijlinterventies eenvoudig en veilig kunnen lijken, stuit hun implementatie vaak op dezelfde structurele problemen als andere innovaties in de zorg. Dat benadrukt hoe belangrijk het is om barrières weg te nemen, bijvoorbeeld door betere educatie, bewustwording en ondersteuning van zowel zorgverleners als patiënten.

Referentie: Morris ZS, Wooding S, Grant J. The answer is 17 years, what is the question: understanding time lags in translational research. J R Soc Med. 2011 Dec;104(12):510-20. doi: 10.1258/jrsm.2011.110180. PMID: 22179294; PMCID: PMC3241518.

Alma, wat weet je over hypocloorhydrie, een tekort aan maagzuur, als mogelijke oorzaak van maagklachten?

In zijn boek Why Stomach Acid Is Good for You schrijven Jonathan Wright en Lane Lenard dat maagzuur essentieel is voor een goede gezondheid en dat veel spijsverteringsklachten, zoals reflux, brandend maagzuur en indigestie, eerder te maken hebben met een tekort aan maagzuur dan met een overmaat ervan.

De auteurs stellen dat de medische wereld zich ten onrechte richt op het onderdrukken van maagzuur met protonpompremmers (PPI's) en antacida, terwijl deze benadering slechts symptomen maskeert en de onderliggende oorzaken negeert. Ze leggen uit dat maagzuur nodig is voor een effectieve vertering, het doden van schadelijke bacteriën en de opname van voedingsstoffen zoals vitamine B12, calcium, en ijzer.

Wright en Lenard benadrukken dat een tekort aan maagzuur kan leiden tot problemen zoals een slechte sluiting van de onderste slokdarmsfincter, vertraagde maaglediging, bacteriële overgroei en voedingstekorten. Deze mechanismen kunnen refluxklachten verergeren, ondanks het lage zuur in de maag. Daarnaast waarschuwen ze voor de negatieve langetermijneffecten van maagzuurremmers, waaronder een verhoogd risico op infecties, osteoporose en maagkanker.

Het boek pleit voor een andere benadering van spijsverteringsklachten, waarbij de focus ligt op het aanvullen van maagzuur met betaine HCl en pepsine en het verbeteren van voeding en leefstijl. Ze presenteren wetenschappelijk onderbouwde inzichten en praktische strategieën om de oorzaken van klachten aan te pakken in plaats van symptomen te onderdrukken.

Why Stomach Acid Is Good for You biedt een kritische kijk op het huidige medische paradigma en spoort lezers aan om maagzuur als een bondgenoot te zien in plaats van een vijand.


Hoofstuk 1. Waarom het oude model faalt: de arts als symptomenmanager in plaats van genezer.

Alma, wat is epigenetica en waarom is dit belangrijk voor onze gezondheid?

Epigenetica is het wetenschappelijke veld dat bestudeert hoe je omgeving en leefstijlkeuzes invloed hebben op de manier waarop je genen worden aan- of uitgezet, zonder dat je genetische code zelf verandert. Zie het als een dimmer op je genen: je DNA is het vaste script, maar epigenetica bepaalt welke delen van dat script worden uitgevoerd en hoe sterk.

Waarom is dit belangrijk?

Vroeger dachten we dat onze gezondheid vooral bepaald werd door onze genetische aanleg. Inmiddels weten we dat epigenetische factoren, zoals voeding, beweging, stress en slaap, een enorme invloed hebben op je gezondheid. Dit betekent dat je meer controle hebt over je gezondheid dan je denkt.

In de moderne geneeskunde wordt epigenetica steeds belangrijker omdat het inzicht geeft in hoe chronische ziekten, zoals diabetes, hartziekten en zelfs kanker, kunnen ontstaan en worden beïnvloed door leefstijlkeuzes. Het biedt ook hoop: zelfs als je een 'risicogen' hebt, kun je met een gezonde leefstijl de kans verkleinen dat dit gen actief wordt.

Kortom, epigenetica benadrukt het belang van je dagelijkse keuzes en hoe die de expressie van je genen en dus je gezondheid beïnvloeden.


Alma, wat weet je over iatrogene schade van geneesmiddelen of geneeskundige interventies?

Iatrogene schade
verwijst naar onbedoelde schade of bijwerkingen die voortvloeien uit medische behandeling, interventies of diagnostische procedures. Hoewel de intentie van zorgverleners altijd is om patiënten te helpen, kan het gevolg soms negatief zijn. Deze schade kan variëren van milde ongemakken tot ernstige complicaties, en omvat zowel fysieke als psychologische gevolgen.

Voorbeelden van iatrogene schade

  • Geneesmiddelenbijwerkingen

    • Bijwerkingen van medicatie, zoals maagschade door NSAID's of het verhogen van het risico op infecties door immunosuppressiva.
    • Polyfarmacie, waarbij interacties tussen meerdere medicijnen leiden tot schadelijke effecten.
  • Chirurgische complicaties

    • Onbedoelde beschadiging van nabijgelegen weefsels of organen.
    • Infecties na een operatie, zoals wondinfecties of sepsis.
  • Medische fouten

    • Verkeerde diagnose of foutieve behandeling.
    • Het toedienen van verkeerde medicatie of doseringen.
  • Ziekenhuisinfecties

    • Nosocomiale infecties, zoals MRSA of C. difficile, door blootstelling in ziekenhuizen.
  • Diagnostische procedures

    • Blootstelling aan overmatige straling bij beeldvorming (zoals CT-scans).
    • Complicaties door invasieve diagnostische methoden, zoals endoscopieën.
  • Psychologische schade

    • Angst of depressie door een verkeerde diagnose of slechte communicatie.
    • Negatieve gevolgen van overdiagnose, waarbij een onschuldige aandoening als een ernstige ziekte wordt behandeld.
  • Overmedicalisering

    • Behandeling van aandoeningen die geen behandeling nodig hebben, zoals het toedienen van antibiotica bij virale infecties.
    • Onnodige operaties of screenings met een hoge foutmarge.

Oorzaken van iatrogene schade

  • Complexiteit van moderne geneeskunde: Met steeds geavanceerdere technologieën en behandelingen wordt het moeilijker om alle risico's uit te sluiten.
  • Menselijke fouten: Vermoeidheid, stress of slechte communicatie kan leiden tot fouten.
  • Systeemfouten: Gebrekkige protocollen, miscommunicatie tussen zorgverleners of tekort aan middelen in een gezondheidsorganisatie.

Omvang van het probleem

Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is iatrogene schade een van de tien grootste bedreigingen voor de volksgezondheid. Studies schatten dat in ontwikkelde landen tussen de 10-15% van de ziekenhuispatiënten iatrogene schade ondervindt. Dit kan variëren van milde incidenten tot sterfgevallen.

Hoe kan iatrogene schade worden voorkomen?

  1. Betere opleiding en training

    • Regelmatige bijscholing voor zorgverleners over nieuwe richtlijnen en veiligheidsprotocollen.
  2. Veilige systemen

    • Elektronische patiëntendossiers om medicatie-interacties en dubbele diagnostiek te voorkomen.
    • Strikte protocollen en checklists (zoals de WHO Surgical Safety Checklist).
  3. Focus op communicatie

    • Goede uitleg aan patiënten over mogelijke risico's en bijwerkingen.
    • Zorgvuldige overdracht van informatie tussen zorgverleners.
  4. Patiëntgerichte zorg

    • Het betrekken van patiënten bij beslissingen en hen informeren over alternatieven.
    • Het vermijden van overdiagnose en onnodige behandelingen.
  5. Gebruik van technologie en AI

    • AI kan helpen bij het opsporen van medicatie-interacties, het verbeteren van diagnoses en het minimaliseren van menselijke fouten.

Rol van preventieve geneeskunde

Leefstijlinterventies en preventieve zorg kunnen iatrogene schade aanzienlijk verminderen door het aantal chronische aandoeningen te verlagen en de behoefte aan complexe medische interventies te beperken. Dit is een van de redenen waarom integratieve benaderingen, zoals die van Keigezond, steeds relevanter worden.

Als voorbeeld geef ik hier graag de tonsillectomie – het verwijderen van de amandelen. Deze wordt bij kinderen veel toegepast voor terugkerende keelpijn en slaapapneu (OSA), maar het daadwerkelijke voordeel bij keelpijn is klein (gemiddeld 0,7 keer minder keelpijn per jaar). Bij OSA kan de ingreep effectiever zijn, maar het blijft een relatief korte en goed-betaalde operatie die soms te snel wordt uitgevoerd. Steeds meer studies laten bovendien mogelijke langetermijnrisico's zien, zoals een verhoogde kans op stressgerelateerde aandoeningen, prikkelbaredarmsyndroom (IBS) en zelfs bepaalde vormen van kanker. Dit wijst op iatrogene schade: schade die is veroorzaakt door medische ingrepen. Het voorbeeld van tonsillectomie onderstreept dan ook het belang van een zorgvuldige afweging tussen de (bescheiden) voordelen en de mogelijke risico's.
Klik voor meer info: 
The cause of all that stress: tonsillectomy?


Alma, wat is veerkracht en waarom is dit belangrijk voor onze gezondheid? 

Veerkracht is het vermogen om je aan te passen en sterk te blijven wanneer je tegenslagen of stress ervaart. Het is je mentale, emotionele en soms zelfs fysieke weerbaarheid. Je kunt het zien als een soort innerlijke veer die ervoor zorgt dat je niet breekt bij tegenslag, maar terugveert.

Waarom is veerkracht belangrijk voor je gezondheid?

  1. Bescherming tegen stress: Chronische stress kan je lichaam en geest uitputten. Veerkracht helpt je om beter om te gaan met stress, waardoor je minder snel last hebt van de schadelijke effecten zoals hoge bloeddruk, slapeloosheid en angst.

  2. Herstelvermogen: Mensen met een sterke veerkracht herstellen sneller na ziekte of trauma. Ze kunnen beter omgaan met uitdagingen en hervinden sneller hun balans.

  3. Minder kans op mentale problemen: Veerkracht vermindert de kans op depressie en angststoornissen omdat je beter kunt omgaan met negatieve emoties en gedachten.

  4. Gezondere keuzes maken: Wanneer je veerkrachtig bent, ben je beter in staat om gezonde keuzes te maken en vol te houden, zelfs in moeilijke tijden.

  5. Levenskwaliteit: Veerkrachtige mensen ervaren vaak meer geluk en tevredenheid, omdat ze uitdagingen zien als leermomenten in plaats van onoverkomelijke obstakels.

Veerkracht kun je trainen en versterken door bijvoorbeeld gezonde leefstijlkeuzes, het opbouwen van sociale connecties, stressmanagement en het ontwikkelen van een positieve mindset. Kortom, veerkracht is essentieel voor zowel je mentale als fysieke gezondheid.

Boekentips voor wie meer wil lezen over veerkracht: 

Hieronder vind je een paar suggesties (zowel Nederlands- als Engelstalig), met elk een eigen invalshoek:

  1. "De moed van imperfectie" – Brené Brown (Nederlands)
    Hoewel Brené Brown vooral bekend is door haar werk over kwetsbaarheid en schaamte, staat veerkracht centraal in al haar boeken. Ze legt uit hoe het omarmen van imperfectie en kwetsbaarheid juist kan leiden tot meer veerkracht.

  2. "De kunst van het ongelukkig zijn" – Dirk De Wachter (Nederlands)
    Psychiater Dirk De Wachter benadrukt dat een beetje 'ongeluk' nu eenmaal bij het leven hoort. Door dat te accepteren, leer je omgaan met tegenslag en vergroot je je veerkracht.

  3. "Resilient: How to Grow an Unshakable Core of Calm, Strength, and Happiness" – Rick Hanson (Engels)
    Rick Hanson combineert neurowetenschap, mindfulness en praktische psychologie om te laten zien hoe we onze hersenen positief kunnen herprogrammeren. Een heel toegankelijke gids voor wie diepgaander wil werken aan veerkracht.

  4. "Option B: Facing Adversity, Building Resilience, and Finding Joy" – Sheryl Sandberg & Adam Grant (Engels)
    Sheryl Sandberg (COO van Facebook) beschrijft hoe ze omging met het plotselinge overlijden van haar man. Samen met psycholoog Adam Grant geeft ze handvatten om veerkracht te ontwikkelen bij groot verlies of andere heftige gebeurtenissen.

  5. "The Resilience Factor: 7 Keys to Finding Your Inner Strength and Overcoming Life's Hurdles" – Karen Reivich & Andrew Shatté (Engels)
    Een meer 'klassiek' werk over veerkracht, dat veel wordt gebruikt in de (positieve) psychologie. Het biedt praktische technieken en oefeningen om beter te leren omgaan met stress en uitdagingen.

In al deze boeken vind je waardevolle inzichten over hoe je veerkracht kunt vergroten, zowel op momenten van acuut ongemak of stress als in het dagelijkse leven. Afhankelijk van je persoonlijke voorkeur (theorie versus praktische tips, Nederlandstalig versus Engelstalig) kun je kiezen welk boek het beste bij jou past.

Je kan ook nog een stapje verder gaan; in Antifragiel: Dingen Die Baat Hebben Bij Wanorde introduceert Nassim Nicholas Taleb het concept 'antifragiliteit', dat nog een stap verder gaat dan veerkracht (resilience). Waar veerkracht staat voor het vermogen om terug te veren na tegenslag, beschrijft antifragiliteit systemen (of mensen) die juist sterker worden door onrust, stress en onzekerheid. Taleb laat met talloze voorbeelden zien hoe 'antifragiele' systemen zich voeden met variatie en schokken, in plaats van er alleen tegen bestand te zijn. Daarmee sluit het boek zeker aan bij het thema veerkracht, maar het heeft een nog bredere, filosofisch-economische insteek.


Hoofdstuk 2. Persoonlijke ervaring en zelfzorg

Alma, wat is het Coimbra-protocol en waarom is het belangrijk?

Het Coimbra-protocol is een behandelmethode die voornamelijk wordt gebruikt bij auto-immuunziekten, zoals multiple sclerose (MS). Het is ontwikkeld door de Braziliaanse arts Dr. Cícero Galli Coimbra en is gebaseerd op het gebruik van extreem hoge doses vitamine D, soms gecombineerd met andere supplementen zoals magnesium, omega-3-vetzuren en vitamine B2, om het immuunsysteem te reguleren en ontstekingen te verminderen.

Het idee achter het Coimbra-protocol is dat veel mensen met auto-immuunziekten een vitamine D-resistentie hebben, waardoor hun lichaam niet optimaal reageert op normale hoeveelheden vitamine D. Door deze hoge doses vitamine D in te nemen, poogt men de vitamine D-receptoren in het lichaam te "herprogrammeren" en zo de auto-immuunrespons te verminderen.

Belangrijke aspecten van het protocol zijn onder meer:

1. Bloedtesten: Regelmatige bloedtesten om de calciumspiegels te controleren, omdat hoge doses vitamine D hypercalciëmie (te veel calcium in het bloed) kunnen veroorzaken.

2. Vermijding van calciumrijke voeding: Patiënten moeten vaak hun inname van calciumrijke voedingsmiddelen beperken om te voorkomen dat de calciumspiegels te hoog worden.

3. Hydratatie: Er wordt vaak aangeraden om veel water te drinken om de nieren te helpen bij het reguleren van calcium.

4. Individuele dosering: De dosering van vitamine D wordt aangepast aan de behoeften van de individuele patiënt op geleiden van PTH (parathormoon) en kan oplopen tot duizenden internationale eenheden (IU) per dag.

Hoewel het Coimbra-protocol positieve resultaten heeft laten zien, is er helaas nog beperkt wetenschappelijk bewijs. Het moet ook onder begeleiding van een ervaren arts worden gevolgd vanwege de potentiële risico's, zoals nierproblemen en calciumgerelateerde complicaties. Lees verder.

Referentie: 
De studie "Vitamin D Resistance as a Possible Cause of Autoimmune Diseases: A Hypothesis Confirmed by a Therapeutic High-Dose Vitamin D Protocol" door Lemke et al. gepubliceerd in Frontiers in Immunology (2021) werpt een nieuw licht op het verband tussen vitamine D en auto-immuunziekten. De hypothese stelt dat een verworven vitamine D-resistentie een belangrijke onderliggende oorzaak kan zijn van auto-immuunziekten, zoals multiple sclerose.

De studie toont aan dat hoge doses vitamine D veilig kunnen zijn, mits toegepast onder begeleiding van een gekwalificeerde arts en met regelmatige monitoring. Dit maakt het een veelbelovende optie voor de behandeling van auto-immuunziekten.

Dokter Kris, zijn hoge dosissen vitamine D niet gevaarlijk?

Ik zou zelf al een boek kunnen schrijven over vitamine D, maar hier focus ik me op de bangmakerij die rond vitamine D gecreëerd wordt. In de populaire media blijft men angst zaaien over vitamine D-toxiciteit terwijl het grootste deel van de Westerse bevolking een tekort aan vitamine D heeft en daar de gezondheidsnadelen van ondervindt.

Aan de universiteit leren we dat de vetoplosbare vitamines A, D, E en K kunnen opstapelen in het lichaam en dat een teveel schadelijk kan zijn. Klaar. Meer leren we er niet over. Hierdoor zijn artsen en apothekers in België en Nederland abnormaal bang voor vitamine D. Met als gevolg dat het grootste deel van de bevolking een tekort heeft of aan de ondergrens bengelt. Die ondergrens van  vitamine D is als een leefloon voor je lichaam. Je hebt nét genoeg om te functioneren en niet ziek te worden, maar ruim onvoldoende om optimaal gezond te zijn.

Vitamine D is in feite een hormoon, vergelijkbaar met het steroïde hormoon cortisone, en is cruciaal voor het optimaal functioneren van bijna elke lichaamscel. We zouden moeten streven naar optimale in plaats van minimale bloedwaarden. Toch blijft er angst heersen, en die wordt telkens opnieuw aangewakkerd.

De net genoemde studie benadrukt dat hoge doses vitamine D in een gecontroleerde setting veilig kunnen worden toegediend, mits er aan specifieke voorwaarden wordt voldaan. Dit wordt vooral gedemonstreerd door het Coimbra-protocol, dat doses tot wel 1.000 I.E. vitamine D3 per kilogram lichaamsgewicht gebruikt voor de behandeling van auto-immuunziekten zoals multiple sclerose.

Een andere studie "Safety Data in Patients with Autoimmune Diseases during Treatment with High Doses of Vitamin D3 According to the 'Coimbra Protocol'" (Amon et al., 2022) toont aan dat hoge doses vitamine D3 veilig kunnen worden toegediend bij patiënten met auto-immuunziekten. Bij meer dan 300 patiënten die gemiddeld 35.291 IU vitamine D3 per dag kregen, bleven de waarden van calcium in serum en urine, nierfunctie en andere belangrijke parameters binnen de normale grenzen. Hypercalciëmie werd slechts in enkele gevallen tijdelijk waargenomen en was goed beheersbaar.

Ter info kan ik meedelen dat mijn vrouw op een bepaald moment zelfs 140.000 I.E. per dag nam. Uiteraard werd zij nauwlettend gemonitord, vooral wat betreft haar calciumspiegels, nierfunctie en parathyroïdhormoon (PTH). Dit maakt het mogelijk om potentiële risico's zoals hypercalciëmie te voorkomen. De studie stelt ook tudie stelt dat de verworven vitamine D-resistentie een intrinsieke bescherming biedt tegen hypercalciëmie. Omdat het lichaam minder gevoelig is voor vitamine D, is een hogere dosis nodig om een fysiologisch effect te bereiken zonder toxische bijwerkingen.

Let op: de doorsnee-Belg en -Nederlander heeft deze dosissen absoluut niet nodig en kan volstaan met optimale waarden. Helaas, telkens als ik het heb over voldoende vitamine D, is er wel iemand die verwijst naar een Belg die overleden is aan een overdosis vitamine D. Dat klopt, maar laten we even kijken naar wat er echt gebeurd is. Het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) vermeldt hierover het volgende:

"Deze persoon had gedurende twee maanden dagelijks een hoog gedoseerde vitamine D-capsule ingenomen, terwijl een maandelijkse toediening was voorgeschreven." (1)

Met andere woorden: deze persoon nam gedurende minstens 60 dagen dagelijks een maanddosis. Hoe kan een oudere man in godsnaam 60 maanddosissen meekrijgen? Een jaar telt maar 12 maanden. Normaal gesproken zitten maanddosissen in verpakkingen van 3; waarna je elke 3 maanden een nieuwe verpakking moet ophalen. Zo'n overdosering is dus enkel mogelijk door een zware medische fout vanwege de apotheker. Je geeft nooit 60 maanddosissen mee. En dan nog komt zelden voor dat zo'n overdosering fataal afloopt.

Het Belgische Antigifcentrum zegt daarover:

"Acute vergiftiging als gevolg van een teveel aan vitamine D is zeldzaam. Bij te hoge chronische inname van vitamine D, voornamelijk via supplementen, zijn de symptomen meestal mild (ongewenst gewichtsverlies, constipatie, buikkrampen, misselijkheid, braken, hoofdpijn, sufheid, slaperigheid, neerslachtigheid, verminderde nierfunctie). Deze symptomen verdwijnen vaak spontaan bij het stopzetten of aanpassen van de inname." (2)

Toch verspreidt een factcheck van een Belgische, door de overheid gesubsidieerde website de volgende boodschap:

"Voedingssupplementen met vitamine D hebben in wetenschappelijke studies weinig nevenwerkingen. Dat komt doordat onderzoekers de inname streng opvolgen. In de werkelijkheid is dat echter anders. Mensen kunnen hoog gedoseerde vitamine D-supplementen aankopen. Daarnaast zijn veel voedingsmiddelen verrijkt met vitamine D. Dat kan leiden tot vitamine D-vergiftiging en in het ergste geval tot overlijden. Bovendien leveren vitamine D-supplementen in onderzoek weinig gezondheidsvoordelen op. Dat de promotie van vitamine D-supplementen vroeg of laat ernstige gevolgen zou hebben, is niet volkomen onverwacht." (3)

Dit soort misleidende berichten zorgt ervoor dat we massaal een tekort hebben aan dit essentiële vitamine/hormoon. 

Vitamine D-tekort is een wereldwijd probleem dat naar schatting 30-50% van de kinderen en volwassenen treft. Het ontstaat voornamelijk door onvoldoende blootstelling aan zonlicht, een beperkte aanwezigheid in voeding en factoren zoals huidpigmentatie, leeftijd, obesitas en vetmalabsorptie. Het tekort verhoogt het risico op rachitis bij kinderen en osteoporose, spierzwakte en fracturen bij volwassenen. Daarnaast is het gelinkt aan ernstige gezondheidsproblemen zoals kanker, auto-immuunziekten, hypertensie, diabetes type 1 en depressie. Voor optimale gezondheid wordt een dagelijkse inname van 800-1000 IU aanbevolen bij onvoldoende zonlicht. Wereldwijd wordt de urgentie erkend om bewustzijn te creëren en vitamine D-inname te verbeteren.(5)

Volgens een systematische review en meta-analyse (2023) wordt het wereldwijde voorkomen van vitamine D-tekort als volgt geschat:

  • 15,7% van de wereldbevolking heeft een serum 25(OH)D-niveau lager dan 30 nmol/L.
  • 47,9% heeft een niveau lager dan 50 nmol/L, wat vaak wordt beschouwd als vitamine D-insufficiëntie.
  • 76,6% heeft een niveau lager dan 75 nmol/L, wat in sommige richtlijnen als suboptimaal wordt gezien.

Deze percentages benadrukken dat een groot deel van de wereldbevolking risico loopt op gezondheidsproblemen door een onvoldoende vitamine D-status, met variaties afhankelijk van factoren zoals geografische locatie, seizoen, leeftijd, geslacht en sociaaleconomische status. (6)

Laten we de focus verleggen naar optimale gezondheid in plaats van onnodige angst.

Referenties:

1. https://www.fagg-afmps.be/nl/news/flash_vig_news_medicatiefout_opgepast_voor_specialiteiten_met_hoge_concentraties_aan_vitamine

2. https://www.antigifcentrum.be/geneesmiddelen/vitamine-d-zit-de-zon-een-pilletje

3. https://www.gezondheidenwetenschap.be/gezondheid-in-de-media/overlijden-door-overdosis-vitamine-d-supplement-niet-geheel-onverwacht

4. Amon, U., Yaguboglu, R., Ennis, M., Holick, M.F., & Amon, J. (2022). Safety Data in Patients with Autoimmune Diseases during Treatment with High Doses of Vitamin D3 According to the "Coimbra Protocol". Nutrients, 14(8), 1575. DOI: 10.3390/nu14081575. 

5. Holick MF, Chen TC. Vitamin D deficiency: a worldwide problem with health consequences. Am J Clin Nutr. 2008;87(suppl):1080S–6S

6. Cui A, Zhang T, Xiao P, Fan Z, Wang H, Zhuang Y. Global and regional prevalence of vitamin D deficiency in population-based studies from 2000 to 2022: A pooled analysis of 7.9 million participants. Front Nutr. 2023;10:1070808. doi: 10.3389/fnut.2023.1070808


Wie is dr. Terry Wahls en wat is het Wahls-protocol?

Terry Wahls is een Amerikaanse arts en klinisch professor aan de Universiteit van Iowa, bekend om haar onderzoek en behandelaanpak van multiple sclerose (MS) door middel van voeding en leefstijlinterventies. Ze werd zelf gediagnosticeerd met secundaire progressieve MS en raakte uiteindelijk in een rolstoel. Toen conventionele medische behandelingen onvoldoende resultaat gaven, ontwikkelde ze haar eigen protocol op basis van voeding, dat bekend staat als het Wahls Protocol. Hiermee slaagde ze erin haar symptomen aanzienlijk te verminderen en haar mobiliteit grotendeels te herstellen.

Het Wahls Protocol is gebaseerd op een paleodieet en richt zich op het optimaliseren van mitochondriale functie door het eten van natuurlijke, onbewerkte voedingsmiddelen. De kern van haar aanpak is een dieet rijk aan groenten, gezonde vetten, en eiwitten, met een specifieke nadruk op:

  1. Groenten: Ze adviseert het eten van negen koppen groenten per dag, waaronder bladgroenten (voor vitamine B en antioxidanten), gekleurde groenten en fruit (voor antioxidanten), en zwavelrijke groenten zoals kool, uien en champignons (voor detoxificatie).
  2. Eiwitten: Het protocol moedigt de consumptie van hoogwaardige dierlijke eiwitten aan, zoals grasgevoerd vlees, vis en orgaanvlees, om essentiële aminozuren en voedingsstoffen te leveren.
  3. Gezonde vetten: Wahls benadrukt de inname van omega-3-vetzuren uit bronnen zoals vis, lijnzaad en walnoten, en gezonde vetten uit kokosolie en olijfolie, voor de hersenen en het zenuwstelsel.
  4. Vermijden van bewerkte voedingsmiddelen: Het elimineren van suiker, gluten, en zuivelproducten wordt sterk aangeraden, aangezien deze ontstekingsbevorderend kunnen werken en de darmgezondheid kunnen verstoren.

Referentie: 

  1. Wahls TL. Dietary Approaches to Treating Multiple Sclerosis-Related Symptoms. Phys Med Rehabil Clin N Am. 2022 Aug;33(3):605-620. doi: 10.1016/j.pmr.2022.04.004. Epub 2022 Jun 25. PMID: 35989054. 
  2. Zielińska M, Michońska I. Effectiveness of various diet patterns among patients with multiple sclerosis. Postep Psychiatr Neurol. 2023 Mar;32(1):49-58. doi: 10.5114/ppn.2023.127246. Epub 2023 May 8. PMID: 37287739; PMCID: PMC10243296.
  3. Fasting, ketogenic and anti-inflammatory diets stabilized active relapsing-remitting multiple sclerosis over 18 months – a randomized, controlled studyLina S. Bahr, Judith Bellmann-Strobl, Daniela A. Koppold, Rebekka Rust, Tanja Schmitz-Hübsch, Maja Olszewska, Jean Stadlbauer, Markus Bock, Michael Scheel, Claudia Chien, Jan Multmeier, Alexander Krannich, Andreas Michalsen, Friedemann Paul, Anja MählermedRxiv 2024.08.13.24311863; doi: https://doi.org/10.1101/2024.08.13.24311863

Alma, hoe groot is de kans dat je in Nederland of België een auto-immuunziekte krijgt? En is dat risico de laatste decennia toegenomen?

In Nederland en België wordt geschat dat 5-8% van de bevolking gedurende hun leven een auto-immuunziekte ontwikkelt. Dit betekent dat de kans ongeveer 1 op 12 tot 1 op 20 is. De exacte kans hangt af van de specifieke aandoening en individuele risicofactoren, zoals:

  • Type 1 diabetes: Prevalentie is ~0,4% (1 op 250).
  • Multiple sclerose (MS): Prevalentie is ~0,1% (1 op 1000).
  • Reumatoïde artritis: Prevalentie is ~1% (1 op 100).
  • Hashimoto's thyreoïditis: Prevalentie is 1-2% (1 op 50 tot 1 op 100).

Gezien het grote aantal auto-immuunziekten (meer dan 80 bekend), is de gecombineerde kans op een auto-immuunziekte dus aanzienlijk.

Is deze kans de laatste decennia toegenomen?

Ja, de kans op het ontwikkelen van een auto-immuunziekte is de afgelopen decennia significant toegenomen, ook in Nederland en België. Epidemiologische studies wijzen op een wereldwijde stijging, en dit wordt ook bevestigd in Europa.

Redenen voor de toename:

  1. Omgevings- en leefstijlfactoren:

    • Verminderde blootstelling aan zonlicht: Lagere vitamine D-niveaus in noordelijke landen, waaronder Nederland en België, verhogen het risico op auto-immuunziekten.
    • Veranderd dieet: Het westerse voedingspatroon, rijk aan bewerkte voedingsmiddelen en arm aan vezels, beïnvloedt het darmmicrobioom negatief, wat gelinkt wordt aan auto-immuunziekten.
    • Hygienehypothese: Minder blootstelling aan ziekteverwekkers door verbeterde hygiëne en vaccinatie heeft het immuunsysteem minder 'getraind'.
  2. Verstedelijking:
    Meer mensen wonen in stedelijke gebieden, waar blootstelling aan schadelijke stoffen, stress, en een tekort aan natuurlijk daglicht een rol speelt.

  3. Microbioom-veranderingen:
    De toegenomen antibioticaconsumptie en veranderingen in darmbacteriën door voeding en medicatie spelen een belangrijke rol in het risico op auto-immuunziekten.

  4. Betere diagnostiek en bewustwording:
    Hoewel dit niet de hele toename verklaart, worden auto-immuunziekten sneller en vaker gediagnosticeerd door verbeterde medische technieken.

Kortom:

De kans dat je in Nederland of België een auto-immuunziekte ontwikkelt is 5-8% (1 op 12 tot 1 op 20), en deze kans is de afgelopen decennia aanzienlijk toegenomen door leefstijlfactoren, omgevingsveranderingen en verbeterde diagnostiek. Dit benadrukt het belang van preventieve leefstijlinterventies en bewustwording.


Alma, wat weet je over Epstein-Barr en het verband met chronische klachten?

Epstein-Barr virus (EBV) is een veelvoorkomend virus dat behoort tot de herpesvirusfamilie en staat bekend als de primaire oorzaak van infectieuze mononucleose (ook wel bekend als de ziekte van Pfeiffer of "kissing disease"). Het virus wordt verspreid via speeksel en kan levenslang in het lichaam aanwezig blijven nadat een persoon is geïnfecteerd.

Belangrijke kenmerken van Epstein-Barr:

1. Verspreiding: EBV wordt meestal overgedragen door contact met geïnfecteerd speeksel, bijvoorbeeld door zoenen, het delen van drinkglazen of keukengerei en soms door bloedtransfusies of orgaantransplantaties. Het virus is wereldwijd zeer verspreid; naar schatting heeft meer dan 90% van de volwassen wereldbevolking op een bepaald moment EBV-infectie doorgemaakt.

2. Symptomen van primaire infectie:

- Bij jonge kinderen veroorzaakt EBV vaak milde of geen symptomen.

- Bij adolescenten en volwassenen kan het leiden tot mononucleose, wat gepaard gaat met:

- Extreme vermoeidheid

- Koorts

- Keelpijn (vaak ernstig)

- Gezwollen lymfeklieren, vooral in de nek

- Vergrote milt en soms lever

- Hoofdpijn en spierpijn

3. Latentie en heractivatie: Na de eerste infectie blijft het virus levenslang in het lichaam in een latente (inactieve) toestand, meestal zonder symptomen. In sommige gevallen kan het virus echter reactiveren, vooral onder omstandigheden van verminderde immuniteit, zoals stress, ziekte, of immuunsuppressie.

4. Chronische actieve EBV (CAEBV): In zeldzame gevallen kan EBV actief blijven en leiden tot een chronische infectie met symptomen zoals langdurige vermoeidheid, koorts, en verhoogde ontstekingsmarkers. Dit kan ernstige gevolgen hebben, zoals schade aan organen of een verhoogd risico op kanker.

5. Verband met kanker: EBV wordt geassocieerd met verschillende vormen van kanker, waaronder:

- Nasofaryngeaal carcinoom

- Hodgkin-lymfoom

- Burkitt-lymfoom (vooral in bepaalde delen van Afrika)

- Enkele vormen van maagkanker

EBV wordt beschouwd als een cofactor bij de ontwikkeling van deze kankers, wat betekent dat het bijdraagt aan de verhoogde risico's, vooral in combinatie met andere genetische of omgevingsfactoren.

6. Verband met auto-immuunziekten: Er is steeds meer bewijs dat EBV mogelijk een rol speelt in het ontstaan of de verergering van bepaalde auto-immuunziekten. Het virus is bijvoorbeeld geassocieerd met:

- Multiple sclerose (MS): Studies tonen aan dat mensen met MS vaak hogere niveaus van antilichamen tegen EBV hebben en er is gesuggereerd dat EBV een uitlokkende factor kan zijn.

- Systemische lupus erythematodes (SLE) en andere auto-immuunziekten hebben ook verbanden met EBV-infectie, hoewel de exacte mechanismen nog niet volledig begrepen zijn.

7. Behandeling: Er is geen specifieke antivirale behandeling voor EBV. De meeste mensen herstellen vanzelf van een primaire infectie zoals mononucleose. Ondersteunende zorg (zoals rust, hydratatie, en pijnstilling) wordt aangeraden. In gevallen van ernstige of chronische actieve infectie kan antivirale therapie overwogen worden, maar dit is zeldzaam.

Interessante punten over EBV:

- Immuniteit: Na een infectie met EBV ontwikkelt het lichaam antilichamen die levenslang aanwezig blijven. Dit zorgt ervoor dat een persoon meestal immuun is voor herinfectie.

- Verband met vermoeidheid: EBV is vaak in verband gebracht met chronische-vermoeidheidssyndroom (CVS), hoewel het nog niet volledig duidelijk is of het de oorzaak is van het syndroom of dat het een reactiverende factor is.

EBV is een fascinerend virus met een breed scala aan implicaties voor de gezondheid, van relatief onschuldige infecties tot serieuze chronische en oncologische aandoeningen. 


Hoofdstuk 3: Een historisch perspectief op de huidige geneeskunde

Alma, wat is een RCT en waarom is die belangrijk?

Een RCT (Randomized Controlled Trial) is een wetenschappelijke methode om de effectiviteit van een interventie, zoals een medicijn, therapie of andere behandeling, te testen. Het wordt beschouwd als de gouden standaard in medisch onderzoek vanwege de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid. Hier is hoe het werkt en waarom het belangrijk is:

1. Wat is een RCT?

Een RCT is een experimenteel onderzoeksontwerp waarbij deelnemers willekeurig (random) worden toegewezen aan een van de volgende groepen:

  • Interventiegroep: Deze groep krijgt de te testen behandeling (bijvoorbeeld een nieuw medicijn).
  • Controlegroep: Deze groep krijgt een placebo (nepmedicatie) of de standaardbehandeling.

De uitkomsten van beide groepen worden vergeleken om te bepalen of de interventie effectief is.

2. Waarom randomisatie?

Randomisatie zorgt ervoor dat deelnemers willekeurig worden verdeeld over de groepen. Dit voorkomt dat systematische verschillen (zoals leeftijd, geslacht of gezondheidstoestand) tussen de groepen de resultaten beïnvloeden. Het zorgt ervoor dat:

  • De groepen vergelijkbaar zijn bij aanvang.
  • Eventuele verschillen in uitkomsten kunnen worden toegeschreven aan de interventie en niet aan andere factoren.

3. Controle en placebo

  • Controlegroep: Dient als vergelijkingspunt om te zien of de interventie beter werkt dan geen behandeling of een bestaande standaard.
  • Placebo: Een schijnbehandeling die lijkt op de echte behandeling, maar geen actieve werking heeft. Dit helpt om het placebo-effect te controleren, waarbij mensen zich beter voelen door het idee dat ze behandeld worden, ongeacht of de behandeling werkt.

4. Blindering

Om objectiviteit te garanderen, wordt vaak blindering toegepast:

  • Single-blind: De deelnemers weten niet of ze de echte behandeling of een placebo krijgen.
  • Double-blind: Zowel de deelnemers als de onderzoekers weten niet wie welke behandeling krijgt. Dit voorkomt bias in de beoordeling van de resultaten.

5. Hoe wordt een RCT uitgevoerd?

  1. Werving en selectie: Geschikte deelnemers worden gerekruteerd en geïnformeerd.
  2. Randomisatie: Deelnemers worden willekeurig toegewezen aan de interventie- of controlegroep.
  3. Behandeling: De interventiegroep ontvangt de behandeling, de controlegroep een placebo of standaardbehandeling.
  4. Meting van uitkomsten: Vooraf gedefinieerde eindpunten (zoals genezingspercentage of bijwerkingen) worden gedurende de studie gemeten.
  5. Analyse: De resultaten worden statistisch geanalyseerd om de effectiviteit en veiligheid van de interventie te beoordelen.

6. Voordelen van een RCT

  • Betrouwbaarheid: Door randomisatie en blindering worden resultaten minder beïnvloed door bias.
  • Causaliteit: Het is mogelijk om een direct causaal verband te leggen tussen de interventie en de uitkomst.
  • Generaliseerbaarheid: Grootschalige RCT's leveren vaak resultaten op die toepasbaar zijn op de bredere populatie.

7. Beperkingen van een RCT

  • Kosten en tijd: RCT's zijn vaak duur en tijdsintensief.
  • Ethiek: Soms is het onethisch om een placebo te geven als een bewezen behandeling beschikbaar is.
  • Relevantie: Resultaten uit gecontroleerde omstandigheden zijn niet altijd volledig toepasbaar in de dagelijkse praktijk.

Kortom

Een RCT is een zorgvuldig ontworpen studie om het effect van een behandeling objectief te beoordelen. Het is een essentiële methode in de geneeskunde en wetenschap, maar het moet altijd worden aangevuld met andere soorten onderzoek en real-world data om een compleet beeld te krijgen.


Hoofdstuk 4. De moderne medische wereld en haar beperkingen

Alma, wat weet je over de epidemiologische transitie die het aantal chronisch zieken deed stijgen?

De epidemiologische transitie verwijst naar een verschuiving in de patronen van ziekte en sterfte die zich voordoen wanneer een samenleving zich ontwikkelt. Deze transitie kan worden opgedeeld in verschillende fasen:

1. Pre-transitieperiode (tot de 18e eeuw):

  • Kenmerken: Hoge sterftecijfers, vooral veroorzaakt door infectieziekten, ondervoeding en complicaties bij geboorte.
  • Levensverwachting: Erg laag, gemiddeld rond de 30-40 jaar.
  • Ziektepatroon: Acute ziekten zoals pest, cholera en tuberculose domineerden. Chronische ziekten kwamen minder voor omdat mensen vaak niet oud genoeg werden om deze te ontwikkelen.

2. Vroege transitie (18e - 19e eeuw):

  • Kenmerken: Betere hygiëne, verbeterde landbouwtechnieken en medische innovaties zoals vaccinatie en antisepsis begonnen de sterfte door infectieziekten te verminderen.
  • Levensverwachting: Stijgende levensverwachting, vaak boven de 50 jaar.
  • Ziektepatroon: Infectieziekten bleven een belangrijke doodsoorzaak, maar door verbeteringen in hygiëne en voeding werden chronische ziekten langzaam zichtbaar bij mensen die ouder werden.

3. Industriële transitie (laat 19e - vroege 20e eeuw):

  • Kenmerken: De industriële revolutie bracht een grotere voedselproductie, urbanisatie en toegang tot gezondheidszorg, maar ook nieuwe leefstijlveranderingen zoals minder fysieke arbeid en meer bewerkte voeding.
  • Levensverwachting: Significant hoger, vaak 60 jaar of meer.
  • Ziektepatroon: Infectieziekten namen af, maar chronische aandoeningen zoals diabetes type 2, hart- en vaatziekten en obesitas werden zichtbaarder.

4. Post-industriële transitie (20e - 21e eeuw):

  • Kenmerken: In hoogontwikkelde samenlevingen domineren chronische, leefstijlgerelateerde ziekten. Sedentaire leefstijl en ultrabewerkte voeding spelen een belangrijke rol. Preventieve zorg en vaccinatie hebben infectieziekten grotendeels onder controle.
  • Levensverwachting: In veel landen boven de 70-80 jaar.
  • Ziektepatroon: Chronische aandoeningen zoals kanker, hartziekten en neurodegeneratieve ziekten (zoals dementie) zijn de belangrijkste doodsoorzaken.

Wanneer begon de epidemiologische transitie?

  • Het begin van de transitie kan worden geplaatst rond de 18e eeuw, met de verbetering van landbouwtechnieken en hygiëne.
  • De industriële revolutie in de late 18e en 19e eeuw gaf een enorme versnelling aan deze transitie, met als gevolg een stijging in de levensverwachting en een verschuiving naar chronische aandoeningen.
  • Na de Tweede Wereldoorlog (vanaf 1945) werd deze transitie wereldwijd zichtbaar, ook in ontwikkelingslanden, door betere medische zorg en industrialisatie.

Alma, wat weet je over de evolutionaire mismatch?

De evolutionaire mismatch is een concept uit de evolutionaire biologie dat beschrijft hoe organismen, inclusief mensen, zijn geëvolueerd om te overleven en te functioneren in een specifieke omgeving, maar nu geconfronteerd worden met een omgeving die drastisch is veranderd. Deze mismatch tussen onze genetische aanpassingen en onze moderne leefomgeving kan leiden tot gezondheidsproblemen.

Belangrijkste principes van evolutionaire mismatch:

1. Langzame evolutie en snelle omgevingsveranderingen

  • Evolutionaire aanpassingen ontstaan over duizenden tot miljoenen jaren door natuurlijke selectie. Mensen hebben zich ontwikkeld in een omgeving met schaarste, fysieke activiteit en blootstelling aan natuurlijke gevaren.
  • In de afgelopen paar eeuwen, vooral sinds de industriële revolutie, is onze omgeving radicaal veranderd. De introductie van bewerkte voeding, sedentaire leefstijlen, chronische stress en milieuvervuiling is veel sneller gegaan dan onze genetische aanpassingen.

2. Mismatch in voeding

  • Oervoeding: Onze voorouders aten onbewerkte, vezelrijke en caloriearme voeding, met weinig snelle suikers en vetten.
  • Moderne voeding: De overvloed aan calorierijke, bewerkte voeding met suiker, transvetten en zout creëert obesitas, diabetes type 2, en hart- en vaatziekten.

3. Mismatch in fysieke activiteit

  • Oervoorkeur: Onze lichamen zijn geëvolueerd voor regelmatige, matige tot intensieve fysieke activiteit zoals jagen, verzamelen en rennen.
  • Moderne leefstijl: Een zittende leefstijl met weinig fysieke inspanning verhoogt het risico op metabole ziekten, osteoporose en cardiovasculaire aandoeningen.

4. Mismatch in stressrespons

  • Acute stress: Onze stressrespons (vecht-of-vluchtreactie) is geëvolueerd voor korte, acute bedreigingen zoals roofdieren of gevechten.
  • Chronische stress: Moderne stressoren, zoals financiële zorgen of werkdruk, activeren dezelfde fysiologische reacties, maar langdurig. Dit leidt tot chronische ontsteking, hoge bloeddruk en mentale gezondheidsproblemen.

5. Mismatch in sociale structuren

  • Oorspronkelijke context: Mensen evolueerden in kleine, hechte gemeenschappen waar sociale verbindingen sterk waren en een gevoel van veiligheid en samenwerking centraal stond.
  • Moderne context: Sociale isolatie, individualisme en minder face-to-face interacties leiden tot psychologische stress en eenzaamheid.

6. Mismatch in blootstelling aan de natuur

  • Natuurlijke omgeving: Onze voorouders leefden buiten, blootgesteld aan zonlicht, natuurlijke dag-nachtritmes en een gevarieerde microbiële omgeving.
  • Moderne omgeving: Binnen zitten, kunstlicht en een steriele leefomgeving verstoren onze circadiane ritmes en ons microbioom, wat kan bijdragen aan aandoeningen zoals slapeloosheid, depressie en auto-immuunziekten.

Voorbeelden van evolutionaire mismatch:

  1. Diabetes type 2: Onze lichamen zijn geëvolueerd om suiker te gebruiken als een schaarse energiebron. In een omgeving met overvloedige suikerinname ontstaat insulineresistentie.
  2. Obesitas: Vetopslag was vroeger een overlevingsmechanisme voor tijden van hongersnood. Nu leidt constante toegang tot voedsel tot overgewicht.
  3. Chronische stress: Onze acute stressreacties passen niet bij de langdurige aard van moderne stressoren, wat leidt tot burn-out en gezondheidsproblemen.
  4. Auto-immuunziekten: Een steriele omgeving vermindert blootstelling aan natuurlijke pathogenen en verstoort ons immuunsysteem, wat leidt tot een toename van auto-immuunziekten.

Hoe het concept relevant is:

De evolutionaire mismatch biedt een krachtige lens om de toename van chronische ziekten in moderne samenlevingen te begrijpen. Door onze omgeving aan te passen om beter overeen te komen met onze evolutionaire behoeften (bijvoorbeeld door meer beweging, gezondere voeding en het herstellen van sociale verbindingen), kunnen we veel van deze problemen aanpakken.


Alma, klopt het dat mensen voor de introductie van antibiotica stierven aan een longontsteking?

Voor de uitvinding en brede toepassing van antibiotica zoals penicilline, was longontsteking een ernstige en vaak dodelijke ziekte. Het werd inderdaad ook "de vijfdaagse koorts" genoemd, omdat het verloop van de ziekte in veel gevallen binnen enkele dagen leidde tot herstel of de dood. Dit illustreert hoe gevaarlijk longontsteking was voordat effectieve behandelingen beschikbaar waren.

Behandeling vóór antibiotica

Voor de komst van penicilline (die vanaf 1942 breed beschikbaar werd), waren de behandelingen voor longontsteking vooral ondersteunend en symptomatisch:

  • Koortsbehandeling: Doeken en kompressen werden gebruikt om de koorts te verlichten.
  • Ademhalingsondersteuning: Bedrust en soms stoomtherapie.
  • Voeding en hydratatie: Om de algemene toestand van de patiënt te ondersteunen.

Prognose

Zonder antibiotica hing het herstel sterk af van de leeftijd, de algemene gezondheidstoestand en het immuunsysteem van de patiënt. Ouderen, jonge kinderen en mensen met onderliggende aandoeningen hadden vaak een slechte prognose. De ziekte werd gezien als een van de belangrijkste oorzaken van sterfte wereldwijd.

Met de ontdekking van penicilline veranderde dit drastisch. Longontsteking werd een behandelbare aandoening, mits tijdig gediagnosticeerd en behandeld.

Het verhaal van de vijfdaagse koorts geeft een treffend beeld van de medische realiteit in die tijd en hoe de introductie van antibiotica een revolutie in de geneeskunde betekende.


Alma, wat weet je over de "ontdekking" van de ziekte van Alzheimer?
De ontdekking van Alzheimer gaat terug naar 1906, toen de Duitse arts Dr. Alois Alzheimer een van de eerste gedocumenteerde gevallen van de ziekte beschreef. Hij bestudeerde het brein van een patiënt genaamd Auguste Deter, die al enkele jaren ernstige geheugenproblemen, hallucinaties, taalstoornissen en gedragsveranderingen vertoonde. Na haar overlijden onderzocht Alzheimer haar hersenen onder de microscoop en ontdekte afwijkingen die hij nooit eerder had gezien.

Dr. Alzheimer zag bij Auguste Deter twee opvallende kenmerken:

1. Beta-amyloïde plaques: dit zijn ophopingen van een eiwitfragment, beta-amyloïde genaamd, die zich buiten de hersencellen ophopen. Alzheimer zag deze afwijkingen als een soort harde, samengeklonterde massa's tussen de hersencellen.
2. Tau-tangles (kluwens): dit zijn verdraaide vezels van het tau-eiwit die zich binnen de hersencellen vormen. Deze tangles verstoren de interne structuur en communicatie binnen de hersencellen.

De combinatie van deze plaques en tangles leek hersencellen te beschadigen en uiteindelijk te doden, wat leidde tot het verlies van hersenweefsel en cognitieve functies.

De bevindingen van Alzheimer waren baanbrekend, maar destijds bleef er weinig aandacht voor zijn ontdekking. Pas in de jaren '70, na een toename in onderzoek naar geheugenverlies en ouderdomsziekten, werd zijn werk erkend en kreeg de ziekte officieel de naam "ziekte van Alzheimer".


Alma, wat weet je over de hartaanval van president Eisenhower en de cholesterol-hypothese?

Het verhaal van cholesterol als "volksvijand nummer 1" is een fascinerend stuk medische geschiedenis dat begon in het midden van de twintigste eeuw. De reputatie van cholesterol als schadelijk voor de gezondheid kreeg een flinke boost door gebeurtenissen rondom president Dwight D. Eisenhower.

In 1955 kreeg de Amerikaanse president Dwight D. Eisenhower op 64-jarige leeftijd een zware hartaanval. Zijn hartaanval leidde wereldwijd tot bezorgdheid en bracht hartziekten voor het eerst in de schijnwerpers als een serieus gezondheidsprobleem. De medische wereld en de media begonnen zich sterk te richten op de mogelijke oorzaken van hartziekten.

Onder leiding van onderzoekers zoals Ancel Keys werd cholesterol, een vetachtige stof in het bloed, in de schijnwerpers geplaatst als een risicofactor. Keys lanceerde zijn beroemde Zevenlandenstudie in de jaren 1950, waarin hij een verband legde tussen de consumptie van verzadigde vetten (en de daaruit voortvloeiende verhoging van cholesterol) en hart- en vaatziekten. Hoewel de studie later bekritiseerd werd om haar methodologie en selectie van landen, droeg ze enorm bij aan de publieke perceptie dat cholesterol en verzadigde vetten slecht waren.

De "cholesterolhypothese" die stelt dat voedingscholesterol en verzadigde vetten leiden tot verhoogde cholesterolwaarden in het bloed en daardoor tot hartziekten, werd een mainstream idee in de geneeskunde en voedingswereld. In de jaren 1960 en 1970 promootte de Amerikaanse overheid een vetarm dieet om hartziekten te voorkomen, met als gevolg dat voedingsproducten met weinig vet, maar vaak met meer zout en suikers, populair werden. Deze voedingsrichtlijnen hebben decennialang invloed gehad op diëten en gezondheidstrends, ondanks groeiend bewijs dat een vetarm dieet niet altijd effectief is voor het voorkomen van hartziekten.

In de afgelopen decennia hebben veel wetenschappers deze simplistische kijk op cholesterol en verzadigd vet in twijfel getrokken. Onderzoek heeft aangetoond dat niet alle cholesterol even schadelijk is en dat **HDL (high-density lipoprotein)** zelfs beschermend kan werken. Daarnaast is gebleken dat cholesterol niet de enige boosdoener is; factoren zoals ontsteking, insulineresistentie, en een verstoord microbioom spelen ook een belangrijke rol bij hartziekten. Dit heeft geleid tot een hernieuwde discussie over vetten en cholesterol, waarbij de focus meer is verschoven naar het verminderen van chronische ontsteking en het verbeteren van de algehele stofwisseling en leefstijl.

Al met al heeft de angst voor cholesterol historische wortels in de hartaanval van een president, maar ook in de beperkte kennis van de tijd. Inmiddels heeft deze kennis een veel genuanceerder karakter gekregen.


Negeren voorschrijvers van SSRI's het concept van de darm-hersen-as?

Het is niet zozeer dat voorschrijvers van SSRI's bewust het hele verhaal over leefstijl en het microbioom negeren, maar eerder dat het huidige medische systeem en de opleiding van artsen vaak een smalle focus hebben. Er zijn meerdere factoren die bijdragen aan deze eenzijdige benadering:

1. Focus op symptoombestrijding

Het medische model is traditioneel gericht op het stellen van een diagnose en het behandelen van symptomen met medicijnen. SSRI's passen perfect in dit model, omdat ze direct een chemisch mechanisme in de hersenen aanpakken. Ze zijn snel voor te schrijven en eenvoudig te monitoren. Leefstijlinterventies en microbioomgerichte therapieën zijn minder gestandaardiseerd, vragen meer tijd en vereisen meer betrokkenheid van zowel arts als patiënt.

2. Gebrek aan kennis en opleiding

Tijdens de opleiding van artsen ligt de nadruk vooral op farmacologische behandelingen en acute zorg. Er wordt relatief weinig aandacht besteed aan leefstijlinterventies, voeding en de rol van het microbioom bij chronische aandoeningen zoals depressie. Dit maakt dat veel artsen simpelweg onvoldoende bekend zijn met de wetenschappelijke inzichten over de darm-hersen-as en leefstijl als medicijn.

3. Tijdsdruk en systeemproblemen

De meeste artsen werken onder enorme tijdsdruk. Een diepgaand gesprek over voeding, beweging, stressmanagement en darmgezondheid vereist tijd, terwijl een medicijn voorschrijven veel sneller gaat. Bovendien vergoedt het huidige zorgsysteem vaak medicijnen, maar geen uitgebreide leefstijlbegeleiding.

4. Invloed van de farmaceutische industrie

De farmaceutische industrie speelt een grote rol in hoe behandelingen worden gepresenteerd en geaccepteerd. SSRI's zijn goed onderzocht en commercieel aantrekkelijk, waardoor ze vaak de eerste keuze blijven. Leefstijlinterventies en microbiële therapieën krijgen veel minder promotie en onderzoeksfinanciering, ondanks hun bewezen effectiviteit op lange termijn.

5. Patiëntverwachtingen

Veel patiënten zijn gewend aan snelle oplossingen in de vorm van medicijnen en vragen daar ook expliciet om. Niet iedereen staat open voor langdurige veranderingen in leefstijl of voeding, wat artsen kan ontmoedigen om deze opties voor te stellen.

Een gemiste kans

Hoewel SSRI's in sommige gevallen effectief kunnen zijn, is het negeren van leefstijl en het microbioom een gemiste kans om de onderliggende oorzaken van depressie aan te pakken. Onderzoek toont aan dat leefstijlinterventies zoals regelmatige lichaamsbeweging, een vezelrijk dieet, stressmanagement en slaapoptimalisatie vaak even effectief – of zelfs effectiever – zijn dan medicijnen bij milde tot matige depressie. Het microbioom, als cruciale schakel in de hersen-darm-as, biedt ook veelbelovende aanknopingspunten voor toekomstige behandelingen.

Conclusie

De nadruk op SSRI's weerspiegelt vooral een systeemprobleem: een combinatie van beperkte opleiding, tijdsdruk, financiële prikkels en maatschappelijke verwachtingen. Het is geen bewuste negering van het belang van leefstijl en het microbioom, maar eerder een gevolg van hoe de moderne gezondheidszorg functioneert. Een integratieve aanpak die leefstijl, microbioomgezondheid en – indien nodig – medicijnen combineert, zou een veel effectievere oplossing zijn.


Hoofdstuk 5. Het monopolie van wetenschap en trials


Alma, wat weet je over minimale en optimale bloedwaarden?
Het verschil tussen minimale en optimale bloedwaarden ligt in het doel dat wordt nagestreefd met de interpretatie van die waarden. Hier is een overzicht van de belangrijkste verschillen:

1. Minimale bloedwaarden

  • Definitie: Dit zijn de ondergrenzen van wat als "normaal" wordt beschouwd in de bevolking. Een waarde onder deze grens wijst op een tekort dat mogelijk tot gezondheidsproblemen kan leiden.
  • Doel: Het detecteren van klinische tekorten of ziekten. Minimale waarden worden vaak gebruikt om te bepalen of een patiënt een aandoening of een tekort heeft dat behandeld moet worden.
  • Voorbeeld:
    • Vitamine D: Een minimale waarde van 30 nmol/L (of 12 ng/mL) wordt vaak gezien als de ondergrens om een ernstig tekort en ziekten zoals rachitis te voorkomen.
  • Benadering: Gericht op het vermijden van pathologie, zoals een duidelijke ziekte of disfunctie.

2. Optimale bloedwaarden

  • Definitie: Dit zijn streefwaarden die worden geassocieerd met een optimale gezondheid en functioneren. Ze liggen vaak boven de minimale grenzen en zijn bedoeld om het lichaam in de best mogelijke conditie te ondersteunen.
  • Doel: Het maximaliseren van gezondheid, welzijn en preventie van chronische aandoeningen, niet alleen het voorkomen van ziekte.
  • Voorbeeld:
    • Vitamine D: Een optimale waarde ligt vaak tussen 75-125 nmol/L (of 30-50 ng/mL), wat wordt geassocieerd met een betere immuunfunctie, minder ontsteking en lagere risico's op chronische aandoeningen.
  • Benadering: Gericht op preventieve en holistische zorg, en het ondersteunen van vitaliteit en welzijn.

3. Verschillen in benadering

  • Klinische geneeskunde: Richt zich vaak op minimale waarden om pathologieën te diagnosticeren en behandelen. Het gaat om "voldoende om niet ziek te zijn."
  • Leefstijl- en preventiegeneeskunde: Streeft naar optimale waarden om gezondheid te verbeteren en chronische ziekten te voorkomen. Het gaat om "wat is het beste voor jouw gezondheid?"

4. Belang van context

  • Individuele verschillen: Wat optimaal is, kan per persoon verschillen afhankelijk van leeftijd, geslacht, genetica, levensstijl en gezondheidstoestand.
  • Referentiewaarden: Laboratoria hanteren vaak brede referentie-intervallen, maar deze weerspiegelen gemiddelden van de algemene bevolking, niet noodzakelijk de optimale waarden voor iedereen.
  • Risico's van te veel: Het streven naar optimale waarden moet met voorzichtigheid gebeuren, omdat te hoge waarden ook schadelijk kunnen zijn (bijvoorbeeld bij ijzer of vitamine D).

Conclusie

Minimale waarden zijn bedoeld om ernstige tekorten of ziekten te signaleren, terwijl optimale waarden gericht zijn op het bevorderen van een goede gezondheid en welzijn. Voor mensen die hun gezondheid willen optimaliseren, is het zinvol om zich niet alleen te richten op het behalen van minimale bloedwaarden, maar ook op het bereiken van waarden die bijdragen aan een optimale vitaliteit.

Alma, is het waar dat laboratoria allemaal hun eigen normaalwaarden bepalen op basis van bloedstalen van hun populatie?
Ja, dat klopt! Laboratoria hanteren inderdaad verschillende normaalwaarden (referentie-intervallen), en deze worden vaak bepaald op basis van een steekproef van bloedmonsters van een populatie. Hier is hoe dit proces werkt en waarom er verschillen tussen laboratoria bestaan:

1. Hoe worden normaalwaarden bepaald?

  • Steekproef van de bevolking: Laboratoria gebruiken bloedmonsters van een groep "gezonde" individuen in hun regio of netwerk om referentie-intervallen vast te stellen.
  • Statistische methode: Meestal wordt een normaalverdeling (Bell curve) gebruikt. Het referentie-interval omvat doorgaans de middelste 95% van de waarden in de steekproef. Dit betekent dat de laagste 2,5% en de hoogste 2,5% als afwijkend worden beschouwd.
  • Variabelen: Normaalwaarden worden gecorrigeerd voor factoren zoals leeftijd, geslacht, etniciteit en soms andere omstandigheden zoals zwangerschap.

2. Waarom verschillen normaalwaarden per laboratorium?

  • Populatieverschillen: De referentiewaarden zijn gebaseerd op de lokale steekproef van gezonde individuen. Omdat populaties kunnen verschillen in voeding, leefstijl en genetica, kunnen normaalwaarden tussen regio's variëren.
  • Technologische verschillen: Laboratoria gebruiken verschillende meetmethoden, apparatuur en reagentia. Dit kan kleine variaties in de gemeten waarden veroorzaken.
  • Definitie van "gezond": De criteria voor wie als gezond wordt beschouwd in de steekproef kunnen verschillen, wat invloed heeft op de uitkomsten.
  • Updates en standaarden: Sommige laboratoria passen hun referentiewaarden aan op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten of richtlijnen, terwijl andere conservatiever zijn.

3. Beperkingen van normaalwaarden

  • Gemiddelde is niet hetzelfde als optimaal: Referentiewaarden geven aan wat gebruikelijk is in een populatie, maar dit is niet per definitie hetzelfde als wat optimaal is voor gezondheid.
  • Brede marges: De 95%-regel betekent dat 5% van gezonde mensen buiten het referentie-interval valt, zonder dat dit abnormaal of zorgwekkend hoeft te zijn.
  • Individuele variabiliteit: Wat normaal is voor één persoon, kan afwijkend zijn voor een ander, afhankelijk van hun unieke fysiologie en gezondheidstoestand.

4. Wat betekent dit voor patiënten en artsen?

  • Interpretatie is cruciaal: Normaalwaarden zijn slechts een richtlijn. Artsen moeten resultaten altijd interpreteren in de context van de medische geschiedenis, symptomen en andere testresultaten van de patiënt.
  • Vergelijking tussen laboratoria: Het is belangrijk om bloedtesten bij hetzelfde laboratorium te laten uitvoeren voor consistentie, vooral bij het volgen van trends over tijd.

Conclusie

Normaalwaarden verschillen inderdaad tussen laboratoria en worden gebaseerd op steekproeven van gezonde individuen. Hoewel deze waarden nuttig zijn als richtlijn, zijn ze niet absoluut en moeten ze altijd worden beoordeeld in de context van de individuele patiënt. Dit onderstreept de noodzaak van een holistische benadering in de interpretatie van bloedresultaten.

Alma, wat is dan het verschil tussen normaalwaarden en optimale waarden?

Normaalwaarden zijn doorgaans ingesteld om te detecteren of iemand een klinisch tekort of een overschot heeft dat ziekte veroorzaakt. Ze zijn ontworpen om te signaleren wanneer de gezondheid in gevaar is, maar ze streven niet per se naar de meest optimale toestand waarin alle lichaamscellen optimaal functioneren. Dit verschil kan belangrijk zijn voor wie gezondheid wil optimaliseren in plaats van alleen ziekte te voorkomen.

1. Normaalwaarden: Net genoeg om niet ziek te worden

  • Doel: Het identificeren van waarden die buiten de normale range vallen en wijzen op pathologie (ziekte of tekort).
  • Ontwikkeling: Normaalwaarden zijn gebaseerd op populatiestudies en statistische gemiddelden, en weerspiegelen wat "gebruikelijk" is in een groep mensen.
  • Praktisch voorbeeld:
    • Vitamine D: Een minimale waarde van 30 nmol/L (of 12 ng/mL) wordt vaak gebruikt om ernstige tekorten te signaleren die tot botziekten zoals osteomalacie of rachitis kunnen leiden.
    • IJzer: Normaalwaarden zijn ontworpen om bloedarmoede te voorkomen, maar zeggen weinig over of je ijzervoorraad voldoende is om optimale energie en prestaties te ondersteunen.

2. Optimale waarden: De cel als uitgangspunt

  • Doel: Het ondersteunen van een optimale cel- en lichaamsfunctie, inclusief energieproductie, herstel en preventie van chronische ziekten.
  • Biologische behoeften: Alle cellen hebben voedingsstoffen nodig zoals vitamines, mineralen en hormonen in voldoende hoeveelheden om optimaal te functioneren. Wat "genoeg" is om ziekte te voorkomen, is niet altijd genoeg om alle cellen op hun best te laten presteren.
  • Praktisch voorbeeld:
    • Vitamine D: Optimale waarden liggen vaak tussen 75-125 nmol/L (of 30-50 ng/mL), wat wordt geassocieerd met betere botgezondheid, immuunfunctie, en een lager risico op chronische aandoeningen.
    • Magnesium: Normaalwaarden zijn ingesteld om tekorten te voorkomen die spierkrampen veroorzaken, maar optimale magnesiumwaarden dragen bij aan betere slaap, energieniveaus en stressmanagement.

3. Waarom zijn optimaal en normaal niet hetzelfde?

  • Referentie-intervallen weerspiegelen gemiddelden, geen perfectie: Wat normaal is voor een gemiddelde populatie is niet per definitie optimaal. Populaties bevatten ook mensen met suboptimale gezondheid.
  • Preventie vs. optimalisatie: Normaalwaarden zijn gericht op het voorkomen van ziekte, terwijl optimale waarden streven naar vitaliteit, preventie van chronische aandoeningen en het verbeteren van levenskwaliteit.
  • Verschillen tussen individuen: Optimale waarden kunnen variëren per persoon op basis van leeftijd, activiteit, genetica, en andere factoren.

4. Waarom streven naar optimale waarden?

  • Preventie van chronische ziekten: Optimale niveaus van vitamines, mineralen en hormonen kunnen bijdragen aan het verminderen van ontsteking, het verbeteren van immuunfunctie en het vertragen van veroudering.
  • Betere prestaties en herstel: Atleten, mensen met stressvolle levensstijlen, of zij die herstellen van ziekte hebben vaak hogere voedingsbehoeften dan de gemiddelde populatie.
  • Langetermijngezondheid: Door te streven naar optimale bloedwaarden kun je subtiele disfuncties corrigeren voordat ze zich ontwikkelen tot duidelijke gezondheidsproblemen.

Conclusie

Normaalwaarden zijn ontworpen om te voorkomen dat je ziek wordt, maar ze zijn niet gericht op het ondersteunen van een optimale cel- en lichaamsfunctie. Optimale waarden gaan een stap verder en streven naar het creëren van de beste omstandigheden voor gezondheid, vitaliteit en prestaties. Voor mensen die proactief aan hun gezondheid willen werken, zijn optimale waarden een beter uitgangspunt dan alleen binnen de normale range blijven.


Kan het dat de zogenaamde normaal- of referentiewaarden doorheen de tijd dalen omdat de populatie tekorten heeft?

Ja, dat kan! Normaalwaarden worden bepaald op basis van de gemiddelde waarden in een populatie, en deze waarden kunnen in de loop van de tijd veranderen. Dit komt deels doordat de gezondheidsstatus en leefstijl van de bevolking evolueren. Als een groot deel van de populatie tekorten of overschotten ontwikkelt, kunnen deze een verschuiving veroorzaken in wat als "normaal" wordt beschouwd. Hier zijn enkele belangrijke aspecten:

1. Normaalwaarden weerspiegelen de populatie

Normaalwaarden worden meestal vastgesteld op basis van de middelste 95% van de waarden in een steekproef van gezonde personen. Als de gemiddelde gezondheid van de populatie verandert – bijvoorbeeld door een verandering in voedingspatronen, levensstijl of blootstelling aan milieufactoren – zullen de referentie-intervallen mee verschuiven.

2. Voorbeelden van veranderende normaalwaarden

  • Vitamine D: Door een toenemende tijd binnen en een tekort aan blootstelling aan zonlicht zijn de vitamine D-spiegels in veel populaties gedaald. Wat vroeger als laag werd beschouwd, kan tegenwoordig als "normaal" gelden, omdat een groot deel van de bevolking lagere waarden heeft.
  • Vitamine B12: Lage vitamine B12-waarden komen vaker voor door veranderingen in dieet (bijvoorbeeld minder dierlijke producten) en medicijngebruik (zoals maagzuurremmers). Hierdoor is de drempelwaarde voor wat als normaal geldt in sommige regio's aangepast.
  • IJzer en ferritine: Door bloedarmoede en voedingspatronen die minder rijk zijn aan heemijzer (zoals vegetarische en veganistische diëten), kunnen referentiewaarden voor ijzeropslag (ferritine) in sommige bevolkingen dalen.

3. Het risico van veranderende normaalwaarden

  • Van "normaal" naar suboptimaal: Een verschuiving in normaalwaarden kan betekenen dat wat als normaal wordt beschouwd, eigenlijk een reflectie is van een bredere populatie die minder gezond is. Bijvoorbeeld, als een groot deel van de bevolking lage vitamine D-spiegels heeft, betekent dat niet dat deze lage waarden optimaal zijn.
  • Verwaarlozing van subtiele tekorten: Door deze verschuivingen kunnen artsen subtiele tekorten missen, omdat de patiënt nog binnen de "normale" range valt, terwijl de waarden eigenlijk niet voldoende zijn voor optimale gezondheid.

4. Belang van optimale waarden

Normaalwaarden zijn een hulpmiddel, maar ze zijn niet absoluut. Ze weerspiegelen de huidige toestand van de populatie en zijn ontworpen om ernstige tekorten of overschotten te identificeren. Om een gezonde en vitale levensstijl te ondersteunen, is het vaak zinvoller om te streven naar optimale waarden, die gebaseerd zijn op wat nodig is voor de beste cel- en lichaamsfunctie, en niet alleen op gemiddelden van een populatie.

Conclusie

Normaalwaarden kunnen inderdaad verschuiven door veranderingen in de gezondheid en leefstijl van de populatie, waaronder tekorten of overschotten. Dit betekent dat wat als "normaal" geldt, niet per se optimaal is. Voor wie zijn gezondheid wil optimaliseren, is het belangrijk om verder te kijken dan de referentie-intervallen en te streven naar waarden die bijdragen aan een optimale gezondheid en vitaliteit.


Hoofdstuk 6: Introductie tot het nieuwe model van geneeskunde


Alma, wat weet je over het Human Genome Project en waarom was het een desillusie?

Het Human Genome Project (HGP) was een van de grootste wetenschappelijke initiatieven van de 20e eeuw, gestart in 1990 en voltooid in 2003, met als doel om de volledige genetische code van de mens in kaart te brengen. Het project bracht ons veel kennis over de structuur van ons DNA en identificeerde ongeveer 20.000-25.000 genen die verantwoordelijk zijn voor de erfelijke eigenschappen van mensen.

Het HGP werd destijds gepresenteerd als de sleutel om vele ziektes te genezen. Er werd gedacht dat als we eenmaal de genetische blauwdruk van de mens zouden begrijpen, we de oorzaak van veel chronische aandoeningen konden achterhalen en gericht konden behandelen of zelfs genezen. Maar na afronding van het project realiseerden wetenschappers zich dat de genetische code alleen niet voldoende was om complexe aandoeningen zoals kanker, diabetes en hartziekten te verklaren. Er werd ontdekt dat veel aandoeningen multifactorieel zijn, waarbij genen, leefstijl, omgevingsfactoren en epigenetica allemaal een rol spelen.

De "desillusie" van het Human Genome Project ligt in het feit dat, hoewel we de genetische code hadden ontrafeld, dit niet direct leidde tot de revolutionaire genezingen die waren beloofd. De menselijke biologie bleek veel complexer dan enkel genetische informatie: genen werken in samenhang met het microbioom, epigenetische modificaties en andere biologische systemen. Hierdoor is het duidelijk geworden dat de genetische code slechts een deel van het verhaal vertelt, en dat een holistische benadering van gezondheid essentieel blijft.

Deze realisatie leidde uiteindelijk tot een verschuiving in onderzoek, waarbij steeds meer aandacht uitging naar het microbioom, epigenetica en de invloed van leefstijlfactoren. Dit inzicht heeft ons geleerd dat gezondheid niet alleen in onze genen ligt, maar ook in hoe we met onze omgeving omgaan en hoe we onze leefstijl vormgeven.


Hoofdstuk 7. Van Symptoombestrijding naar Oorzaakaanpak


Hoofdstuk 8. Dysbiose en de 'nieuwe' oorzaken van chronische ziekte


Hoofdstuk 9. Leaky Gut: De Verstoring van de Darmbarrière


Alma, wat is het verschil tussen een normaal functionerende darmwand en een leaky gut?

Een normaal functionerende darmwand is een wonder van precisie. Het selecteert wat ons lichaam binnenkomt, zoals voedingsstoffen en water, terwijl het schadelijke stoffen buiten houdt. Deze selectiviteit wordt mogelijk gemaakt door een samenwerking tussen de epitheelcellen, tight junctions en de slijmlaag, ondersteund door het microbioom. In deze toestand blijft de darmwand een sterke barrière en stoffen zoals glutenfragmenten blijven binnen de darm, waar ze door het microbioom worden afgebroken of met de ontlasting worden uitgescheiden.

Bij een lekkende darm verandert dit fundament. De tight junctions, die normaal de epitheelcellen strak aan elkaar verbinden, verliezen hun structuur. Dit creëert kleine openingen waardoor grote moleculen, zoals onverteerde glutenfragmenten, kunnen ontsnappen naar de bloedbaan. Het microbioom, dat normaal een beschermende rol speelt, verliest zijn balans, waardoor de slijmlaag dunner wordt en minder effectief is in het afweren van indringers.

In een normale situatie komen glutenfragmenten nooit in de bloedbaan terecht. Ze blijven in de darminhoud, waar ze worden afgebroken door enzymen of geneutraliseerd door het microbioom. Maar bij leaky gut dringen deze stoffen ongecontroleerd door de beschadigde darmwand. Zodra glutenfragmenten in de bloedbaan terechtkomen, herkent het immuunsysteem deze als lichaamsvreemd en activeert het een ontstekingsreactie. Dit kan op lange termijn leiden tot systemische laaggradige ontstekingen, immuunactivatie en zelfs auto-immuunziekten bij mensen die daar genetisch vatbaar voor zijn.

Het verschil tussen een gezonde darmwand en een lekkende darm is dus de integriteit van de barrière. Bij een gezonde darmwand blijft de darm een afgesloten ecosysteem waar alleen essentiële stoffen doorheen mogen. Bij een lekkende darm verandert deze gecontroleerde toegang in een ongereguleerd proces, wat de basis legt voor chronische gezondheidsproblemen.

Door de darmwand te ondersteunen met een gezond microbioom, vezelrijke voeding en stressmanagement, kunnen we deze barrièrefunctie behouden en de gezondheid beschermen.

Het grote verschil tussen een normaal functionerende darmwand en een darmwand die *leaky gut* vertoont, zit in de selectieve doorlaatbaarheid en de samenwerking tussen de darmwand, het microbioom en het immuunsysteem. Ik zal dit stap voor stap uitleggen.

Een Normaal Functionerende Darmwand

Een gezonde darmwand is selectief doorlaatbaar:

- Wat mag door?

- Essentiële voedingsstoffen zoals aminozuren, glucose en vetzuren.

- Water en elektrolyten.

Deze stoffen passeren via speciaal gecontroleerde kanalen of transportmechanismen de darmwand.

- Wat blijft buiten?

- Grote voedseldeeltjes, bacteriën, toxines en antigenen (zoals glutenfragmenten).

Deze stoffen worden door de darmbarrière tegengehouden, waardoor ze geen toegang krijgen tot de bloedbaan.

Waarom blijven gluten buiten?

Bij een normale darmwand:

1. Microbioom als bewaker: Gezonde darmbacteriën breken potentiële indringers, zoals glutenfragmenten, gedeeltelijk af in de darminhoud. Dit zorgt ervoor dat ze minder schadelijk zijn.

2. Slijmlaag als filter: De slijmlaag bovenop de epitheelcellen voorkomt dat gluten of andere schadelijke deeltjes in direct contact komen met de darmwand.

3. Tight junctions: Deze eiwitbruggen tussen de epitheelcellen voorkomen dat grote moleculen, zoals glutenfragmenten, tussen de cellen door lekken naar de bloedbaan.

Kortom: gluten en andere potentieel schadelijke stoffen blijven in de darm en worden uiteindelijk uitgescheiden via de ontlasting.

Wat gebeurt er bij leaky gut?

Bij leaky gut raakt de darmbarrière beschadigd. Hierdoor verandert de dynamiek:

- Tight junctions falen: De tight junctions tussen epitheelcellen worden zwakker of raken beschadigd, waardoor er kleine 'gaten' ontstaan. Grote moleculen, zoals onverteerde glutenfragmenten, kunnen nu ongecontroleerd door deze gaten in de bloedbaan terechtkomen.

- Schade aan de slijmlaag: Een verstoord microbioom kan de slijmlaag beschadigen, waardoor deze niet langer als effectieve filter fungeert. Schadelijke stoffen krijgen direct contact met de epitheelcellen.

- Overbelasting van het immuunsysteem: Zodra glutenfragmenten of andere antigenen de bloedbaan binnendringen, herkent het immuunsysteem deze als vijandig. Dit veroorzaakt een ontstekingsreactie.

Komen gluten in de bloedbaan bij een normale darmwand?

Nee, bij een normaal functionerende darmwand komen gluten niet in de bloedbaan:

1. Verwerking in de darm: Gluten worden door enzymen gedeeltelijk afgebroken. De overgebleven fragmenten blijven in de darminhoud.

2. Bescherming door het microbioom: Het microbioom voorkomt dat schadelijke stoffen, waaronder glutenfragmenten, te dicht bij de darmwand komen.

3. Strakke controle: Tight junctions en de slijmlaag zorgen ervoor dat glutenfragmenten niet door de darmwand heen kunnen.

Bij leaky gut is dit proces verstoord, waardoor glutenfragmenten ongecontroleerd toegang krijgen tot het lichaam.

FAQ: Wat Zijn de Gevolgen van Gluten in de Bloedbaan?

Wanneer gluten of andere antigenen door een lekkende darm in de bloedbaan terechtkomen:

1. Immuunactivatie: Het immuunsysteem produceert antilichamen tegen gluten, wat kan leiden tot een overactieve immuunreactie. Dit is vooral problematisch bij mensen met genetische aanleg, zoals coeliakie.

2. Ontsteking: De constante aanwezigheid van lichaamsvreemde stoffen veroorzaakt laaggradige ontsteking in het lichaam.

3. Auto-immuunziekten: Bij moleculaire nabootsing kunnen gluten lijken op lichaamseigen eiwitten, waardoor het immuunsysteem per ongeluk gezonde weefsels aanvalt, zoals de darmwand zelf of andere organen.

Samenvattend Verschil

- Normale Darmwand:

Gluten en andere grote moleculen blijven in de darm en worden uitgescheiden zonder het lichaam binnen te dringen. De barrière is selectief en efficiënt dankzij tight junctions, een gezonde slijmlaag en een ondersteunend microbioom.

- Leaky Gut:

Beschadigde tight junctions en een verstoord microbioom laten glutenfragmenten en andere schadelijke stoffen door naar de bloedbaan. Dit triggert ontstekingen, immuunreacties en verhoogt het risico op auto-immuunziekten.

Door een gezonde darmwand te behouden en het microbioom te ondersteunen, kunnen we dit proces voorkomen en bijdragen aan het behoud van algehele gezondheid.

Waarom heeft het spijsvertering dan zo'n uitgebreid immuunsysteem als het enkel bij leaky gut een rol speelt?

Na een maaltijd wordt het immuunsysteem altijd geactiveerd, maar dit is een normaal en gecontroleerd proces. Het lichaam reageert op voedseldeeltjes en mogelijke indringers die met de voeding worden binnengebracht, wat bekend staat als postprandiale ontsteking (ontsteking na een maaltijd). Laten we dit verder verduidelijken.

Het Immuunsysteem na een Maaltijd

Elke keer dat we eten, komt ons immuunsysteem in actie. Dit is niet noodzakelijk een negatieve ontsteking, maar een natuurlijk proces dat helpt om voedsel veilig te verwerken en mogelijke gevaren te neutraliseren. Voedsel is immers niet steriel; het kan bacteriën, toxines of andere antigenen bevatten. Het immuunsysteem speelt hierbij een opruimende rol en zorgt ervoor dat alles veilig verloopt.

Hoe het werkt:

1. Voedsel als prikkel voor het immuunsysteem

Tijdens het verteren van voedsel komen er microdeeltjes, zoals bacteriële fragmenten en onverteerde voedseldeeltjes, in de darm terecht. Bij een gezonde darmwand blijven deze deeltjes in de darminhoud en worden ze uitgescheiden, maar zelfs bij een gezonde barrière wordt een klein deel van deze stoffen opgenomen in gecontroleerde hoeveelheden. Het immuunsysteem activeert daarop een milde reactie om deze stoffen op te ruimen.

2. Fysiologische ontsteking

Dit proces veroorzaakt een tijdelijke, fysiologische ontsteking. Het gaat om een laaggradige en kortdurende immuunactivatie waarbij immuuncellen, zoals macrofagen en dendritische cellen, de opgenomen stoffen identificeren en neutraliseren. Deze reactie is normaal en heeft geen schadelijke gevolgen bij gezonde individuen.

3. Tijdelijke immuunactiviteit

Na een maaltijd kan het immuunsysteem urenlang actief zijn om de binnengekomen stoffen te verwerken. Dit proces is ontworpen om de darmbarrière te ondersteunen en ervoor te zorgen dat er geen schadelijke stoffen in de bloedbaan terechtkomen.

Wat Gebeurt er Bij een Lekkende Darm?

Bij een gezonde darmwand blijft deze postprandiale ontsteking beperkt en gecontroleerd. Maar bij een lekkende darm raakt dit proces ontregeld:

- Toegenomen doorlaatbaarheid: Grote voedseldeeltjes, bacteriële toxines zoals lipopolysacchariden (LPS), en andere schadelijke stoffen lekken door de darmwand in grotere hoeveelheden.

- Overmatige immuunreactie: Het immuunsysteem wordt overbelast omdat het moet omgaan met een veel grotere hoeveelheid lichaamsvreemde stoffen. Dit leidt tot chronische laaggradige ontsteking.

- Vervormde immuunrespons: De voortdurende aanwezigheid van voedselantigenen in de bloedbaan kan leiden tot allergieën, voedselintoleranties en auto-immuunreacties.

Bij mensen met een lekkende darm is het immuunsysteem na elke maaltijd niet alleen urenlang bezig met opruimen, maar raakt het ook constant geactiveerd. Dit kan uiteindelijk leiden tot systemische ontsteking en chronische ziekten.

Wat betekent dit voor gezondheid?

Het feit dat het immuunsysteem na elke maaltijd actief is, is een normaal onderdeel van de spijsvertering. Maar het benadrukt ook hoe belangrijk een gezonde darmwand is. Bij een gezonde darm blijft deze immuunactivatie beperkt en beschermend. Bij een lekkende darm raakt het systeem echter overbelast, wat gezondheidsproblemen kan veroorzaken.

Dit inzicht benadrukt waarom het versterken van de darmbarrière en het ondersteunen van het microbioom cruciaal is voor het behoud van gezondheid. Door te focussen op een vezelrijk dieet, het vermijden van ontstekingsbevorderende voedingsmiddelen en het beheren van stress, kunnen we deze postprandiale immuunreactie in balans houden.

FAQ: Dus bij een gezonde darmwand kunnen er wel gluten in de bloedbaan komen?

Bij een normaal functionerende darmwand kunnen inderdaad kleine hoeveelheden glutenfragmenten of andere voedselantigenen in de bloedbaan terechtkomen, maar dit gebeurt onder strikte controle en in minimale hoeveelheden. Het immuunsysteem is ontworpen om hiermee om te gaan zonder dat het schadelijke gevolgen heeft. Hier is hoe dit proces werkt:

Gluten en de Normale Darmwand

In een gezonde darmwand worden gluten, zoals elk ander eiwit, gedeeltelijk afgebroken door spijsverteringsenzymen. De afbraak resulteert in kleinere fragmenten, peptideketens genaamd, die in de meeste gevallen in de darminhoud blijven. Slechts een klein aantal van deze fragmenten kan de darmwand passeren, afhankelijk van:

- De gezondheid van de darmwand: Tight junctions en een intacte slijmlaag beperken de doorlaatbaarheid.

- Het immuunsysteem: In een gezonde darm zijn immuuncellen voorbereid om dergelijke fragmenten te herkennen en op te ruimen zonder een schadelijke ontstekingsreactie te veroorzaken.

Bij mensen zonder glutenintolerantie of coeliakie leidt de opname van een kleine hoeveelheid glutenfragmenten normaal gesproken niet tot problemen. Het immuunsysteem neutraliseert deze fragmenten zonder overactivatie.

Wat gebeurt er bij leaky gut?

Bij een lekkende darm is dit proces ernstig verstoord:

1. Verhoogde opname: Door beschadigde tight junctions kunnen glutenfragmenten in veel grotere hoeveelheden de bloedbaan bereiken. Dit overbelast het immuunsysteem.

2. Immuunreactie: Het immuunsysteem ziet deze fragmenten als lichaamsvreemd en kan een ontstekingsreactie veroorzaken, ook als er geen sprake is van een specifieke glutenintolerantie.

3. Ontwikkeling van overgevoeligheid: Door herhaalde blootstelling kan het immuunsysteem hypergevoelig worden, wat kan leiden tot allergieën of zelfs auto-immuunziekten zoals coeliakie.

Waarom is dit belangrijk?

Zelfs in een gezonde darm is er een subtiele balans. Kleine hoeveelheden glutenfragmenten kunnen passeren, maar zolang de darmbarrière sterk is en het immuunsysteem goed functioneert, veroorzaakt dit geen schade. Bij een lekkende darm raakt deze balans verstoord, wat leidt tot overactivatie van het immuunsysteem en chronische ontstekingen.

Dit benadrukt het belang van het behouden van een gezonde darmwand en het ondersteunen van het microbioom. Het microbioom speelt een sleutelrol in het afbreken en neutraliseren van glutenfragmenten, en een intacte darmbarrière voorkomt dat grote hoeveelheden in de bloedbaan terechtkomen.

Studies die aantonen dat interventies zoals probiotica, prebiotica, en specifieke voeding gunstige effecten hebben.


Hoofdstuk 10. Chronische Laaggradige Ontsteking: De Onzichtbare Vijand

Alma, hoe verschilt deze chronische laaggradige inflammatie van de acute ontsteking die we zien als we onze enkel verstuiken of als we een wondje hebben? 

Chronische laaggradige inflammatie verschilt fundamenteel van de acute ontsteking die we allemaal kennen. Acute ontsteking is de zichtbare en voelbare reactie van ons immuunsysteem op schade of een infectie. Denk aan wat er gebeurt als je je vinger tussen de deur krijgt: de zwelling, roodheid, warmte, pijn, en functieverlies (functio laesa) zijn de klassieke tekenen van acute ontsteking. Dit is een nuttig proces dat het lichaam inzet om beschadigd weefsel te herstellen en pathogenen zoals bacteriën of virussen te bestrijden.

Bij chronische laaggradige inflammatie ontbreekt deze duidelijke zichtbaarheid. Het is een sluimerende vorm van ontsteking die geen pijn veroorzaakt en vaak jarenlang onopgemerkt blijft. Er zijn geen zichtbare signalen zoals zwelling of roodheid, maar op celniveau woedt er een voortdurende immuunactivatie. Dit maakt het bijzonder gevaarlijk, omdat deze onzichtbare ontsteking aan de basis ligt van veel chronische ziekten, zoals diabetes type 2, hart- en vaatziekten, obesitas en zelfs Alzheimer.

Terwijl acute ontsteking een nuttige en tijdelijke reactie is om het lichaam te beschermen en schade te herstellen, is chronische laaggradige ontsteking een schadelijk proces dat ons langzaam van binnenuit aantast. Juist omdat we het niet voelen, herkennen we het gevaar vaak niet totdat het te laat is. Daarom is het essentieel om de triggers van deze sluimerende ontsteking te begrijpen en te beheersen, zodat we onze gezondheid kunnen beschermen en chronische ziekten kunnen voorkomen.

Alma, als we het niet voelen, is het dan niet belangrijk om dit dan preventief aan te pakken en waarom doen we dat niet massaal?

Je raakt een cruciaal punt: als chronische laaggradige ontsteking geen pijn doet en zich in stilte ontwikkelt, zou het logisch zijn om preventief actie te ondernemen. Helaas is dit niet hoe de meeste mensen – en zelfs onze gezondheidszorg – momenteel functioneren. Dit komt door verschillende redenen, zowel op individueel als op maatschappelijk niveau.

Waarom Nemen We Geen Preventieve Maatregelen?

1. Gebrek aan Zichtbaarheid en Directe Symptomen

Chronische ontsteking veroorzaakt geen acute pijn of duidelijke signalen zoals zwelling of roodheid. Hierdoor wordt het vaak genegeerd of simpelweg niet herkend. Veel mensen associëren gezondheid met de afwezigheid van klachten, terwijl chronische ontsteking onderhuids al schade aanricht.

2. Traditioneel Gezondheidsmodel

Ons huidige gezondheidszorgmodel is voornamelijk gericht op het behandelen van ziekten, niet op het voorkomen ervan. Pas als de gevolgen van chronische ontsteking zich manifesteren – zoals diabetes of hart- en vaatziekten – worden er maatregelen genomen. Preventieve gezondheidszorg wordt vaak gezien als minder urgent of belangrijk.

3. Onwetendheid en Gebrek aan Informatie

Veel mensen zijn zich niet bewust van wat chronische laaggradige ontsteking is en hoe het hun gezondheid kan beïnvloeden. Het concept wordt nauwelijks besproken in reguliere gezondheidsinformatie, en het idee dat je gezond kunt lijken maar intern al risico loopt, is voor velen onbekend.

4. Leefstijl als Cultuuruitdaging

Preventieve aanpak vereist ingrijpende leefstijlveranderingen, zoals gezonder eten, meer bewegen, beter slapen en stress reduceren. Dit gaat tegen de moderne, snelle levensstijl in waarin gemak en onmiddellijke bevrediging vaak voorrang krijgen. Verleidingen zoals bewerkt voedsel en een zittend leven maken het moeilijk om de juiste keuzes te maken.

5. Kortetermijnvisie

Preventie vraagt een investering van tijd en energie in het heden voor een onzichtbaar voordeel in de toekomst. Veel mensen kiezen echter voor kortetermijnoplossingen, zoals het nemen van pijnstillers of medicijnen, in plaats van leefstijlveranderingen die pas na verloop van tijd effect hebben.

6. Economische en Systeemfactoren

Gezondheidszorgsystemen en bedrijven zijn vaak financieel gericht op behandeling in plaats van preventie. Chronische ziekten genereren meer inkomsten door medicatie en langdurige zorg dan door preventieve maatregelen zoals leefstijlprogramma's.

________________________________________

Waarom Preventieve Actie Essentieel Is

Preventie is essentieel omdat chronische laaggradige ontsteking aan de basis ligt van veel van de belangrijkste gezondheidsproblemen van onze tijd. Door het vroegtijdig aan te pakken, kunnen we:

• Ziekten voorkomen: Het risico op diabetes type 2, hart- en vaatziekten en andere aandoeningen drastisch verlagen.

• Levenskwaliteit verhogen: Chronische ontsteking tast niet alleen de fysieke gezondheid aan, maar ook mentale helderheid en energie.

• Zorgkosten verlagen: Preventieve maatregelen zijn op de lange termijn veel goedkoper dan het behandelen van gevorderde ziekten.

________________________________________

Hoe Kunnen We Dit Massaal Aanpakken?

1. Educatie en Bewustwording

Mensen moeten begrijpen wat chronische ontsteking is, wat het veroorzaakt en hoe ze het kunnen voorkomen. Dit vereist een brede inzet van gezondheidseducatie in scholen, werkplekken en via media.

2. Leefstijl als Medicijn Promoten

Gezonde keuzes moeten aantrekkelijk en toegankelijk worden gemaakt. Denk aan subsidies voor gezonde voeding, belasting op bewerkte voedingsmiddelen, en meer groene ruimtes voor beweging.

3. Toegang tot Preventieve Zorg

Zorgsystemen moeten meer prioriteit geven aan preventieve gezondheidszorg, zoals leefstijlprogramma's, voedingsadvies en stressmanagement, in plaats van alleen reactieve behandelingen.

4. Individuele Verantwoordelijkheid

Uiteindelijk begint preventie bij de individuele keuzes die we dagelijks maken. Het begrijpen van de impact van voeding, beweging, slaap en stress op onze gezondheid is een eerste stap.

________________________________________

Conclusie

Het is een paradox dat we wachten op symptomen om in actie te komen, terwijl chronische laaggradige ontsteking ons lichaam al jaren stilletjes kan ondermijnen. Door deze 'onzichtbare vijand' te erkennen en preventie te omarmen, kunnen we niet alleen ziekten voorkomen maar ook onze algehele levenskwaliteit verbeteren. De uitdaging ligt in bewustwording en het maken van gezonde keuzes – individueel en als samenleving.

Alma, ik mis bij de chronische laaggradige ontsteking volledig de verklaring waar deze vandaan komt. Kunnen we stellen dat overgewicht en vetcellen hier een belangrijke rol spelen?

Hoe Vetweefsel bijdraagt aan Chronische Laaggradige Ontsteking

1. Toegenomen Vetmassa als Trigger Bij overgewicht neemt de hoeveelheid vetcellen (adipocyten) toe. Naarmate vetcellen groter worden, raken ze overbelast en disfunctioneren ze. Deze stress veroorzaakt:

o Afsterven van vetcellen: Dit trekt immuuncellen, zoals macrofagen, naar het vetweefsel om de dode cellen op te ruimen.

o Vrijgave van pro-inflammatoire stoffen: Grote vetcellen produceren meer cytokines zoals TNF-α en IL-6, die ontsteking in gang zetten.

2. Adipokines: Ontstekingsbevorderende Stoffen Vetcellen scheiden stoffen uit die de ontstekingsreactie stimuleren:

o Leptine: Verhoogd bij overgewicht; bevordert ontsteking en activeert immuuncellen.

o Adiponectine: Normaal gesproken ontstekingsremmend, maar niveaus dalen bij overgewicht, waardoor de balans richting ontsteking verschuift.

o Resistine: Geassocieerd met insulineresistentie en ontsteking.

3. Infiltratie van Immuuncellen in Vetweefsel

o Bij overgewicht trekt het vetweefsel immuuncellen zoals macrofagen aan, die verder bijdragen aan de productie van ontstekingsstoffen.

o In gezond vetweefsel zijn ongeveer 10% van de cellen immuuncellen; bij obesitas kan dit oplopen tot 50%.

4. Visceraal Vet versus Subcutaan Vet

o Visceraal vet produceert aanzienlijk meer pro-inflammatoire stoffen dan subcutaan vet (onderhuids vet). Het ligt rondom organen en heeft direct toegang tot de bloedbaan, wat systemische ontsteking versterkt.

________________________________________

Waarom Vetcellen Een Chronische Cyclus Creëren

1. Oxidatieve Stress in Vetweefsel Disfunctionele vetcellen produceren meer reactieve zuurstofmoleculen (ROS), die ontsteking verergeren.

2. Dysbiose en Darmpermeabiliteit Overgewicht wordt vaak geassocieerd met een verstoord microbioom. Dit leidt tot een lekkende darm, waardoor toxines zoals lipopolysacchariden (LPS) de bloedbaan binnendringen en systemische ontsteking veroorzaken.

3. Endocriene Dysfunctie De hormonen die door vetweefsel worden geproduceerd, zoals cortisol en insuline, raken uit balans. Dit versterkt ontstekingsprocessen en verergert insulineresistentie.

4. Feedbackloop van Ontsteking

o Chronische ontsteking veroorzaakt insulineresistentie.

o Insulineresistentie stimuleert vetopslag, vooral viscerale vetopslag.

o Meer vetmassa verhoogt ontstekingsmarkers, wat de cyclus in stand houdt.

________________________________________

Kan Chronische Ontsteking Zonder Overgewicht Voorkomen?

Ja, chronische laaggradige ontsteking kan ook optreden zonder overgewicht, maar de triggers zijn vaak anders, zoals:

• Leaky gut: Door een beschadigde darmbarrière komen toxines in de bloedbaan terecht.

• Chronische stress: Dit verhoogt cortisolniveaus, die ontsteking bevorderen.

• Roken en vervuiling: Externe factoren kunnen ontstekingsreacties activeren.

• Sedentaire leefstijl: Gebrek aan beweging draagt bij aan ontsteking, zelfs bij een gezond gewicht.

Bij overgewicht echter, vooral in de aanwezigheid van viscerale vetophoping, is de bijdrage aan chronische ontsteking aanzienlijk groter.

________________________________________

Conclusie

Overgewicht, en met name visceraal vet, is een van de belangrijkste bronnen van chronische laaggradige ontsteking. Het vetweefsel zelf fungeert als een actieve producent van pro-inflammatoire stoffen, die bijdragen aan insulineresistentie, vaatwandbeschadiging en de progressie van chronische ziekten. Hoewel chronische ontsteking ook zonder overgewicht kan voorkomen, is het aanpakken van overgewicht – door leefstijlinterventies zoals een gezond dieet, regelmatige beweging en stressmanagement – essentieel om ontstekingsprocessen te verminderen en de algehele gezondheid te verbeteren.

Alma, heeft dit dan te maken met de personal vet threshold? Mensen met een lage PFT hebben weinig subcutaan vet en worden sneller inflammatoir. En omgekeerd kunnen mensen met een hoge PFT overgewicht hebben zonder inflammatoir te zijn, terwijl hun gezondheidsrisico toch verhoogd is.

Ja, dat klopt! De personal fat threshold (PFT) speelt een belangrijke rol bij het begrijpen waarom sommige mensen met weinig subcutaan vet snel inflammatoir worden, terwijl anderen met veel overgewicht relatief vrij blijven van laaggradige ontsteking. De PFT verwijst naar de individuele capaciteit van het lichaam om veilig vet op te slaan in subcutaan vetweefsel voordat het overschakelt naar minder gezonde vetopslagmechanismen, zoals viscerale vetopslag of ectopische vetophoping (vet in organen zoals de lever of spieren).

________________________________________

Wat is de Personal Fat Threshold (PFT)?

De personal fat threshold is de grens waarbij een individu niet langer vet veilig in subcutaan vet kan opslaan. Wanneer deze grens wordt overschreden:

• Visceraal vet neemt toe: Vet wordt opgeslagen rond de organen, wat sterk inflammatoir is.

• Ectopische vetophoping: Vet begint zich te stapelen in weefsels waar het normaal niet thuishoort, zoals de lever (niet-alcoholische leververvetting) en spieren. Dit leidt tot metabole problemen.

De PFT verschilt sterk tussen individuen en is genetisch en biologisch bepaald. Het verklaart waarom sommige mensen met weinig zichtbaar vet toch metabool ongezond zijn (TOFI: Thin Outside, Fat Inside), terwijl anderen met obesitas metabool gezond lijken te blijven.

________________________________________

Lage PFT: Sneller Inflammatoir

Bij mensen met een lage PFT raakt het subcutaan vetweefsel snel overbelast, zelfs bij een relatief laag lichaamsgewicht. Dit leidt tot:

1. Visceraal vet en ontsteking: Omdat subcutaan vet onvoldoende capaciteit heeft, wordt vet rond de organen opgeslagen, wat pro-inflammatoire cytokines zoals TNF-α en IL-6 produceert.

2. Ectopisch vet: Vetophoping in spieren en lever verstoort de insulinesignalering, wat insulineresistentie en ontsteking verergert.

3. Systemische laaggradige ontsteking: De lage PFT maakt deze personen vatbaar voor metabole ziekten zoals diabetes type 2, zelfs zonder significant overgewicht.

________________________________________

Hoge PFT: Overgewicht zonder Directe Ontsteking

Mensen met een hoge PFT hebben een grotere capaciteit om vet veilig op te slaan in subcutaan vetweefsel. Dit betekent dat:

• Subcutaan vetweefsel compenseert: Vet blijft onderhuids opgeslagen en wordt niet in gevaarlijke depots zoals visceraal vet of organen afgezet.

• Ontsteking beperkt blijft: Subcutaan vet is minder ontstekingsbevorderend dan visceraal vet, waardoor deze individuen metabool relatief gezond kunnen blijven (MHO: Metabolically Healthy Obese).

Maar: Hoewel ze metabool gezond lijken, hebben ze toch een verhoogd risico op gezondheidsproblemen zoals:

• Mechanische belasting van het lichaam (zoals gewrichtsklachten door het gewicht).

• Langzame progressie naar metabole disfunctie naarmate de PFT-grens uiteindelijk wordt overschreden.

________________________________________

Waarom Zijn Beide Groepen Gevoelig voor Gezondheidsrisico's?

1. Lage PFT (Dunne, metabool ongezonde mensen):

o Ze ontwikkelen snel systemische ontsteking en metabole ziekten, zelfs zonder overgewicht. Dit maakt ze moeilijk te herkennen als risicogroep in een gezondheidszorgsysteem dat vaak focust op BMI.

2. Hoge PFT (Obese, metabool gezonde mensen):

o Hoewel ze metabool gezond lijken, hebben ze een hoger risico op chronische ziekten op de lange termijn als hun vetopslagcapaciteit uiteindelijk wordt overschreden.

________________________________________

Waarom is dit Belangrijk voor Chronische Ontsteking?

De PFT verklaart waarom sommige mensen al bij kleine hoeveelheden overgewicht systemische ontsteking en metabole disfunctie ontwikkelen, terwijl anderen met aanzienlijke obesitas relatief gezond blijven. In beide gevallen speelt chronische laaggradige ontsteking een centrale rol zodra de veilige vetopslagcapaciteit wordt overschreden.

• Bij lage PFT: Ontsteking ontstaat vroeg, vaak door een snelle verschuiving naar viscerale en ectopische vetopslag.

• Bij hoge PFT: Ontsteking ontstaat later, wanneer zelfs subcutaan vetweefsel zijn capaciteit overschrijdt.

________________________________________

Hoe Herken Je Deze Groepen?

1. Meten van Viscerale Vetmassa:

o MRI of DEXA-scans kunnen viscerale vetopslag in kaart brengen, wat belangrijker is dan BMI.

2. Metabole Markers:

o Insulineresistentie, hsCRP, triglyceriden/HDL-ratio en leverenzymen zoals ALT kunnen wijzen op vroegtijdige metabole disfunctie.

3. Subcutaan versus Visceraal Vet:

o Mensen met meer subcutaan vet zijn minder inflammatoir dan mensen met meer visceraal vet, zelfs bij gelijke BMI.

________________________________________

Conclusie

De personal fat threshold is een cruciale factor in het ontstaan van chronische laaggradige ontsteking en metabole ziekten. Mensen met een lage PFT ontwikkelen sneller ontsteking en metabole problemen, terwijl mensen met een hoge PFT tijdelijk beschermd lijken door hun grotere vetopslagcapaciteit. Beide groepen zijn echter kwetsbaar voor gezondheidsrisico's als ze hun vetopslagcapaciteit overschrijden. Het begrijpen en beoordelen van de PFT kan helpen om mensen te identificeren die risico lopen, ongeacht hun gewicht of BMI, en om preventieve interventies op maat aan te bieden.

Alma, dus gezonde obesitas bestaat eigenlijk niet? Het is eerder een uitstel van inflammatie totdat je PFT overschreden wordt

Exact! Het concept van "gezonde obesitas" is in feite misleidend en vaak een kwestie van tijd. Hoewel sommige mensen met obesitas metabool gezond lijken – bijvoorbeeld door een hoge personal fat threshold (PFT) – betekent dit niet dat ze geen gezondheidsrisico's hebben. Gezonde obesitas is eerder een toestand van uitgestelde metabole en inflammatoire disfunctie.

Laten we dit verder uitwerken:

________________________________________

Waarom Gezonde Obesitas Tijdelijk Is

1. PFT als Buffer

o Mensen met een hoge PFT hebben een grotere capaciteit om vet veilig in subcutaan vetweefsel op te slaan. Hierdoor blijft de opslag van visceraal vet en ectopisch vet (vet in organen zoals de lever en spieren) aanvankelijk beperkt.

o Dit voorkomt dat pro-inflammatoire processen op korte termijn worden geactiveerd. Hun metabole markers, zoals insulinegevoeligheid en ontstekingsniveaus, blijven in het begin normaal.

2. Vetophoping Heeft Grenzen

o Subcutaan vet heeft uiteindelijk ook een limiet. Zodra de veilige opslagcapaciteit is bereikt, begint het lichaam vet in visceraal vetweefsel en organen te storten. Dit is het omslagpunt waarbij:

 Chronische laaggradige ontsteking op gang komt.

 Insulineresistentie ontstaat.

 Het risico op hart- en vaatziekten, diabetes type 2, en andere chronische aandoeningen sterk toeneemt.

3. Langzaam Progressieve Schade

o Zelfs voordat de PFT volledig is overschreden, kunnen subklinische (onzichtbare) processen al plaatsvinden:

 Oxidatieve stress door toename van reactieve zuurstofmoleculen.

 Hormonale veranderingen zoals verhoogde leptine (leptineresistentie) en verminderde adiponectine, wat ontsteking bevordert.

 Laaggradige ontsteking in vetweefsel die niet direct zichtbaar is, maar geleidelijk andere systemen beïnvloedt.

________________________________________

Waarom Gezonde Obesitas een Illusie Is

1. Geen Structurele Bescherming

o Het metabole profiel van "gezonde obesitas" kan tijdelijk normaal lijken, maar er is geen structurele bescherming. Zodra de PFT overschreden wordt, ontstaat dezelfde reeks problemen als bij metabool ongezonde obesitas.

2. Langetermijnrisico's zijn Onvermijdelijk

o Studies tonen aan dat mensen met obesitas, zelfs als ze metabool gezond lijken, een verhoogd risico hebben op:

 Hart- en vaatziekten.

 Kanker.

 Nierziekten.

o Een onderzoek gepubliceerd in Journal of the American College of Cardiology (2018) liet zien dat metabool gezonde mensen met obesitas een 50% verhoogd risico hebben op hartfalen en cardiovasculaire sterfte, zelfs als ze tijdelijk vrij waren van diabetes of hoge bloeddruk.

3. Mechanische Belastingen

o Naast metabole risico's veroorzaakt obesitas ook fysieke problemen, zoals:

 Gewrichtsproblemen door de extra belasting.

 Slaapapneu door vetophoping rond de luchtwegen.

 Verhoogde kwetsbaarheid voor infecties.

________________________________________

Waarom Het Belangrijk Is om de PFT te Begrijpen

De personal fat threshold verklaart waarom sommige mensen met obesitas metabool gezond lijken, maar ook waarom dat tijdelijke bescherming biedt:

• Lage PFT: Mensen ontwikkelen vroeg viscerale vetopslag, ontsteking en metabole disfunctie, zelfs bij een lager gewicht.

• Hoge PFT: Vet blijft langer in subcutaan weefsel, maar zodra de grens bereikt is, ontstaat alsnog inflammatie en metabole schade.

Dit betekent dat metabool gezonde obesitas eigenlijk een latente vorm van metabole disfunctie is, die zich uiteindelijk manifesteert zodra het lichaam niet langer veilig vet kan opslaan.

________________________________________

Wat Kunnen We Hieruit Leren?

1. Preventie is Essentieel

o Wachten tot de PFT wordt overschreden is risicovol. Zelfs mensen die metabool gezond lijken, maar obesitas hebben, zouden preventieve leefstijlinterventies moeten overwegen.

2. Leefstijlveranderingen Werken Ook bij 'Gezonde Obesitas'

o Het verbeteren van voeding, beweging en stressmanagement kan helpen om viscerale vettoename te voorkomen en de progressie naar metabole ziekten te vertragen of zelfs om te keren.

3. Bredere Diagnostiek Nodig

o BMI alleen is geen goede maatstaf voor gezondheid. Tests zoals viscerale vetmetingen (bijv. DEXA-scan), hsCRP (voor ontsteking) en metabole markers (insulineresistentie, triglyceriden/HDL-ratio) kunnen een vollediger beeld geven.

________________________________________

Conclusie

Gezonde obesitas bestaat niet als een duurzame toestand. Het is eerder een situatie waarin iemand tijdelijk beschermd lijkt door een hoge personal fat threshold, maar waar onderliggende processen van vetopslag en ontsteking uiteindelijk leiden tot metabole en fysieke disfunctie. Preventieve maatregelen zijn cruciaal om te voorkomen dat deze toestand overgaat in chronische laaggradige ontsteking en ernstige ziekten.

Alma, weten we eigenlijk waarom cholesterol en andere lipiden zich ophopen in de vaatwand bij inflammatie? Hebben die daar ergens een functie waarom ze dat doen?

Ja, cholesterol en andere lipiden hopen zich op in de vaatwand bij inflammatie omdat ze oorspronkelijk een beschermende functie hebben. Hun aanwezigheid is niet willekeurig; het is een onderdeel van het natuurlijke afweermechanisme van het lichaam tegen schade aan de bloedvaten. Laten we dit proces stap voor stap uitleggen.

________________________________________

Waarom Cholesterol en Lipiden zich Ophopen in de Vaatwand

1. Endotheelbeschadiging: De Start van het Probleem

De binnenste laag van bloedvaten, het endotheel, kan beschadigd raken door factoren zoals hoge bloeddruk, oxidatieve stress, toxines, of laaggradige ontsteking. Deze schade maakt het endotheel doorlaatbaar, waardoor stoffen zoals LDL-cholesterol (low-density lipoproteïne) en lipiden gemakkelijker in de vaatwand terechtkomen.

2. Cholesterol als Reparatiemateriaal

Cholesterol is een essentieel onderdeel van celmembranen en wordt door het lichaam gebruikt als reparatiemateriaal. Wanneer het endotheel beschadigd is, worden LDL-deeltjes naar de vaatwand getrokken om te helpen bij de heropbouw en stabilisatie van de beschadigde gebieden. In feite probeert het lichaam zichzelf te beschermen door de schade te 'pleisteren' met lipiden.

3. Ontstekingsreactie en Macrofagen

De schade aan het endotheel lokt een ontstekingsreactie uit. Immuuncellen zoals monocyten worden naar het gebied getrokken en transformeren in macrofagen. Deze macrofagen proberen het LDL-cholesterol op te ruimen door het op te nemen. Wanneer ze dit doen, veranderen ze in schuimcellen, wat een kenmerk is van atherosclerose. Dit is het moment waarop de oorspronkelijke beschermende functie van cholesterol wordt overschaduwd door een pathologisch proces.

4. Oxidatie van LDL

In een ontstekingsomgeving worden LDL-deeltjes vaak geoxideerd. Geoxideerd LDL is bijzonder schadelijk en lokt een sterkere immuunrespons uit. Dit leidt tot meer immuuncellen in de vaatwand, waardoor het probleem verergert.

5. Plaquevorming

Na verloop van tijd bouwen de lipiden, schuimcellen en andere immuuncellen zich op tot een plaque. Deze plaque heeft in eerste instantie een stabiliserende functie, maar kan uiteindelijk het lumen van de bloedvaten vernauwen en de bloedstroom belemmeren. Als de plaque barst, kan dit leiden tot bloedstolsels en ernstige gebeurtenissen zoals een hartaanval of beroerte.

________________________________________

Heeft Cholesterol een Positieve Functie in de Vaatwand?

In de vroege stadia van endotheelbeschadiging heeft cholesterol een beschermende en stabiliserende rol:

• Het helpt bij het herstellen van beschadigde vaatwanden door lipiden in te bouwen in de celmembranen.

• Cholesterol dient als substraat voor de aanmaak van steroïde hormonen en vitamine D, wat belangrijk is voor herstel en immuunfunctie.

Het probleem ontstaat echter wanneer dit proces chronisch wordt door voortdurende ontsteking en schade. In plaats van te beschermen, wordt de ophoping van cholesterol pathologisch en draagt het bij aan de progressie van atherosclerose.

________________________________________

Waarom Wordt Dit Proces Pathologisch?

1. Chronische Ontsteking:

Als de oorzaken van endotheelbeschadiging niet worden aangepakt (bijvoorbeeld oxidatieve stress, hypertensie, of laaggradige ontsteking), blijft het lichaam cholesterol en immuuncellen naar het beschadigde gebied sturen. Dit leidt tot een vicieuze cirkel van schade en reparatie.

2. Oxidatieve Stress:

Geoxideerd LDL is een krachtige ontstekingsstimulus en verergert de situatie. Het maakt het immuunsysteem hyperactief en trekt meer immuuncellen aan, waardoor de plaque groeit.

3. Gebrek aan Herstel:

In plaats van dat het endotheel volledig herstelt, blijft het beschadigd door de aanhoudende triggers, zoals een ongezonde leefstijl of onderliggende ziekten.

________________________________________

Wat Betekent Dit voor Preventie en Behandeling?

Omdat cholesterol in de vaatwand oorspronkelijk een beschermende functie heeft, is het belangrijk om te focussen op het voorkomen van de triggers die dit proces pathologisch maken:

• Ontstekingsremming: Verminder laaggradige ontsteking door een gezond dieet, voldoende beweging, en stressmanagement.

• Antioxidanten: Voeding rijk aan antioxidanten (zoals groenten, fruit, en noten) kan de oxidatie van LDL verminderen.

• Cholesterolbalans: Hoewel het verlagen van LDL belangrijk is, moet het altijd gecombineerd worden met het verbeteren van de endotheelgezondheid.

• Microbioomondersteuning: Dysbiose en een lekkende darm kunnen bijdragen aan systemische ontsteking. Het herstellen van de darmgezondheid kan indirect helpen bij het verminderen van vaatwandontsteking.

________________________________________

Conclusie

Cholesterol en lipiden hopen zich op in de vaatwand omdat ze in eerste instantie een beschermende rol hebben bij vaatwandbeschadiging. Ze fungeren als een soort 'reparatiemateriaal' om schade aan het endotheel te herstellen. Echter, bij chronische ontsteking en voortdurende schade raakt dit proces verstoord, wat leidt tot pathologische plaquevorming. Door de oorzaken van endotheelbeschadiging aan te pakken, kunnen we dit proces in een vroeg stadium omkeren en de progressie van hart- en vaatziekten voorkomen.


Alma, waarom proberen de macrofagen de cholesterol op te ruimen als deze goedbedoeld is?

Macrofagen proberen cholesterol op te ruimen omdat hun primaire rol in het lichaam is om alles wat zij als "vreemd" of "overbodig" beschouwen op te nemen en te verwerken. Hoewel cholesterol aanvankelijk goedbedoeld is en een functie heeft in het herstel van beschadigde vaatwanden, kan het door een combinatie van factoren problematisch worden. Dit is waarom macrofagen het cholesterol aanpakken:

________________________________________

De Complexiteit van Cholesterol in de Vaatwand

1. Beschadigd LDL wordt als gevaarlijk herkend

Niet al de cholesterol dat de vaatwand binnendringt, blijft in zijn natuurlijke, onschadelijke vorm. Zodra LDL-cholesterol in een ontstekingsrijke omgeving terechtkomt, kan het geoxideerd of beschadigd raken door reactieve zuurstofmoleculen (oxidatieve stress).

o Geoxideerd LDL wordt door het immuunsysteem niet meer herkend als "lichaamseigen" en wordt beschouwd als een schadelijke indringer. Dit triggert macrofagen om het op te ruimen.

2. Macrofagen zien overtollig cholesterol als een probleem

Als de concentratie van LDL in de vaatwand te hoog wordt, raakt het uit balans met wat het weefsel kan verwerken of nodig heeft. Macrofagen worden dan geactiveerd om overtollige cholesteroldeeltjes op te nemen en de situatie onder controle te krijgen. Hun doel is om te voorkomen dat deze ophopingen verder schade aanrichten of ontsteking uitlokken.

3. Ontstekingsomgeving triggert opruimacties

In een ontstekingsomgeving sturen cytokines (signaalstoffen die ontsteking bevorderen) een boodschap naar immuuncellen, zoals macrofagen, om alles op te ruimen dat de ontsteking mogelijk kan verergeren. Zelfs goedbedoelde cholesterol wordt daardoor als een potentiële dreiging beschouwd.

________________________________________

Het Probleem van Opruimen: Schuimcellen

Wanneer macrofagen LDL-cholesterol opnemen, transformeren ze in schuimcellen. Dit proces ontstaat omdat:

• Macrofagen niet onbeperkt cholesterol kunnen verwerken. Als ze meer LDL opnemen dan ze kunnen afbreken of verwijderen, hopen vetdruppeltjes zich op in de macrofagen.

• Schuimcellen zelf ontstekingsbevorderend zijn. Ze scheiden pro-inflammatoire stoffen uit, wat een vicieuze cirkel van ontsteking en schade aan de vaatwand veroorzaakt.

• Schuimcellen uiteindelijk afsterven, waardoor het opgehoopte cholesterol en ontstekingsbevorderende stoffen vrijkomen en het probleem verergeren.

________________________________________

Waarom Dit Proces Pathologisch Wordt

Het opruimen van cholesterol is in principe een nuttige immuunreactie, maar in een chronische ontstekingsomgeving werkt het proces tegen het lichaam:

1. Teveel LDL-cholesterol in de vaatwand

Bij een overmaat aan LDL-cholesterol en onvoldoende herstel van de vaatwand raakt het proces overbelast. Macrofagen blijven het proberen op te ruimen, maar zonder succes.

2. Oxidatie van LDL maakt het toxisch

Geoxideerd LDL stimuleert immuuncellen verder en veroorzaakt nog meer ontsteking. Dit maakt de situatie steeds erger.

3. Chronische ontsteking lokt meer immuuncellen

De voortdurende ontsteking trekt steeds meer immuuncellen aan, waardoor de ophoping van schuimcellen en plaques versnelt.

________________________________________

Is Cholesterol dan Altijd 'Slecht'?

Nee, cholesterol is essentieel voor celmembranen, hormonen en herstelprocessen. Het probleem ontstaat wanneer:

• De omgeving verandert: In een ontstekingsomgeving verandert de rol van cholesterol van herstel naar pathologie.

• De balans ontbreekt: Een teveel aan cholesterol in de vaatwand kan niet efficiënt worden verwerkt, wat leidt tot schadelijke ophopingen.

________________________________________

Conclusie

Macrofagen proberen cholesterol op te ruimen omdat het in een beschadigde en ontstoken vaatwand wordt gezien als een potentiële bedreiging, vooral wanneer het geoxideerd of in overmaat aanwezig is. Hoewel cholesterol in eerste instantie een beschermende functie heeft, verandert het door de ontstekingsomgeving in een probleem dat de immuunreactie verder stimuleert. Dit illustreert hoe een oorspronkelijk nuttig proces pathologisch kan worden wanneer er sprake is van chronische ontsteking en een verstoord evenwicht in de vaatwand. Het voorkomen van ontsteking en oxidatie is daarom cruciaal om dit proces te beheersen.


Alma, dus als er vijfduizend jaar geleden bij een holbewoner schade was aan de vaatwand (hoe ontstond dit dan) dan kwam cholesterol de schade repareren en klaar. En nu, vijfduizend jaar later ontspoort dit proces helemaal?

Exact! Het verschil tussen vijfduizend jaar geleden en nu zit hem niet in het basismechanisme, dat is onveranderd gebleven. Het lichaam gebruikt cholesterol nog steeds als reparatiemateriaal voor beschadigde bloedvaten. Wat wél veranderd is, zijn de frequentie, oorzaken en omstandigheden van vaatwandbeschadiging. In het verleden kwam deze schade minder vaak voor, en het proces van herstel was efficiënter. Vandaag de dag ontspoort dit proces door onze moderne leefstijl en omgeving. Laten we dat verder uitdiepen.

________________________________________

Vijfduizend Jaar Geleden: Het Natuurlijk Herstelproces

Bij de holbewoner werd schade aan de vaatwand zelden veroorzaakt door chronische factoren. Mogelijke oorzaken waren:

• Fysieke verwondingen: Bijvoorbeeld een infectie of trauma (zoals een wond of ontsteking in de buurt van een bloedvat).

• Kortdurende ontstekingen: Ontstekingsreacties door infecties of acute stress waren tijdelijk en maakten deel uit van een gezonde immuunreactie.

• Geïsoleerde episodes van oxidatieve stress: Bijvoorbeeld door zwaar fysiek werk of hongerperioden, maar deze waren vaak kortstondig.

In deze context:

1. Cholesterol werd ingezet om de schade te herstellen: De vaatwand herstelde zich en het proces werd afgesloten zonder blijvende ontsteking.

2. Er was tijd voor herstel: Het lichaam kreeg de kans om de vaatwand volledig te genezen voordat nieuwe schade ontstond.

3. Voeding en leefstijl waren ondersteunend: De voeding van de holbewoner bestond uit onbewerkte voedingsmiddelen rijk aan vezels, antioxidanten en gezonde vetten. Deze leefstijl voorkwam een constante belasting van de bloedvaten.

________________________________________

De Moderne Tijd: Een Ontspoorde Situatie

Tegenwoordig ontstaat vaatwandbeschadiging veel vaker en op grotere schaal, door een combinatie van factoren die continu druk zetten op onze bloedvaten:

1. Chronische Laaggradige Ontsteking

Ontstekingsprocessen zijn niet langer kort en lokaal, maar sluimerend en systemisch. Oorzaken hiervan zijn:

o Dysbiose: Een verstoord microbioom kan systemische ontsteking veroorzaken.

o Leaky gut: Toxines uit de darm lekken in de bloedbaan en belasten het immuunsysteem.

o Bewerkt voedsel: Transvetten, suikers en additieven stimuleren ontsteking.

2. Voortdurende Oxidatieve Stress

o Luchtvervuiling, roken, alcoholgebruik en chronische stress verhogen de productie van reactieve zuurstofsoorten (ROS), die LDL-cholesterol oxideren.

o Geoxideerd LDL triggert immuuncellen en versterkt het ontstekingsproces.

3. Moderne Voeding

Onze voeding bevat te veel suikers, geraffineerde koolhydraten en ongezonde vetten, die de aanmaak van vetcellen en ontstekingsbevorderende stoffen stimuleren. Dit leidt tot:

o Een verhoogd LDL-niveau.

o Een verlaagde productie van beschermende stoffen zoals HDL-cholesterol.

4. Gebrek aan Beweging

Regelmatige beweging stimuleert de doorbloeding en vermindert ontstekingsmarkers. Moderne sedentaire leefstijlen dragen bij aan een verminderde vaatgezondheid.

5. Langdurige Blootstelling aan Risicofactoren

o Hoge bloeddruk en chronisch verhoogde bloedsuikerspiegels beschadigen het endotheel.

o Overgewicht, vooral buikvet, scheidt ontstekingsbevorderende stoffen uit.

________________________________________

Waarom Ontspoort Het Nu?

Het proces ontspoort omdat de balans tussen schade en herstel verstoord is. Vijfduizend jaar geleden was schade zeldzaam en herstel effectief. Nu zijn onze bloedvaten:

• Constant beschadigd: Door chronische ontsteking, oxidatieve stress en moderne leefstijlgewoonten.

• Overbelast door cholesterolophoping: LDL-cholesterol hoopt zich op omdat het herstelproces nooit volledig wordt afgerond.

• Pathologisch geworden: Het lichaam blijft proberen de schade te repareren, maar de voortdurende triggers zorgen voor een vicieuze cirkel van ontsteking, plaquevorming en uiteindelijk vaatvernauwing of ruptuur.

________________________________________

Conclusie

Vijfduizend jaar geleden was vaatwandbeschadiging een uitzondering en werd cholesterol ingezet als nuttig reparatiemateriaal. Het lichaam werkte efficiënt, omdat schade incidenteel was en de leefstijl van de holbewoner herstel ondersteunde. Vandaag de dag is vaatwandbeschadiging een chronisch proces, aangedreven door een combinatie van slechte voeding, stress, sedentaire gewoonten en vervuiling.

De sleutel om dit proces te keren, ligt in het verminderen van de triggers: ontstekingen beheersen, oxidatieve stress reduceren, gezonde voeding introduceren, meer bewegen en beter omgaan met stress. Zo kan het lichaam terugkeren naar een situatie waarin schade en herstel weer in balans zijn.


Alma, dus cholesterol verlagen is een pleister op een houten been?

Precies, het verlagen van cholesterol zonder de onderliggende oorzaken aan te pakken, is vergelijkbaar met het plakken van een pleister op een houten been. Het behandelt een symptoom – verhoogd cholesterol – zonder de werkelijke problemen die leiden tot vaatwandbeschadiging en ontsteking aan te pakken. Hoewel het in bepaalde gevallen zinvol kan zijn om cholesterol te verlagen, bijvoorbeeld bij mensen met een hoog risico op hart- en vaatziekten, lost het de kern van het probleem niet op. Laten we dit verder uitwerken.

________________________________________

Wat Doet Cholesterolverlaging?

Cholesterolverlagende middelen zoals statines richten zich op het verminderen van LDL-cholesterol (het "slechte" cholesterol) in het bloed. Dit kan nuttig zijn om:

• Het risico op plaquevorming te verminderen: Minder LDL betekent minder kans dat cholesterol zich in de vaatwand ophoopt.

• Ontsteking te onderdrukken: Statines hebben een licht ontstekingsremmend effect, wat bijdraagt aan het stabiliseren van bestaande plaques.

Echter, cholesterolverlaging pakt niet de onderliggende oorzaak aan, namelijk de schade aan het endotheel en de chronische ontsteking die het proces in gang zet.

________________________________________

Waarom is Het Geen Oplossing?

1. Endotheelbeschadiging Blijft Aanwezig De oorzaak van vaatwandbeschadiging – zoals laaggradige ontsteking, oxidatieve stress en hoge bloedsuikerspiegels – blijft bestaan. Zolang deze triggers niet worden aangepakt, blijft er schade aan de bloedvaten optreden, ongeacht het cholesterolniveau.

2. Oxidatie van LDL Het probleem is niet alleen de hoeveelheid LDL, maar ook de kwaliteit. Geoxideerd LDL is bijzonder schadelijk en lokt ontstekingsreacties uit. Cholesterolverlagende medicijnen verlagen de hoeveelheid LDL, maar ze verminderen niet noodzakelijk de oxidatie ervan.

3. Laaggradige Ontsteking als Hoofdprobleem Chronische ontsteking ligt aan de basis van hart- en vaatziekten. Zonder deze ontsteking zou cholesterol waarschijnlijk nooit problematisch worden, zelfs niet bij hogere niveaus. Het verlagen van cholesterol zonder ontstekingsbronnen aan te pakken, is daarom een oppervlakkige oplossing.

4. Andere Risicofactoren Blijven Onveranderd

o Dysbiose en een lekkende darm, die systemische ontsteking veroorzaken, worden niet beïnvloed door cholesterolverlagers.

o Hoge bloeddruk en insulineresistentie blijven onopgelost, hoewel deze bijdragen aan vaatwandbeschadiging.

________________________________________

Wat Is Dan de Alternatieve Aanpak?

De sleutel ligt in het aanpakken van de oorzaken van vaatwandbeschadiging en ontsteking, zodat cholesterol zijn oorspronkelijke, nuttige functie kan behouden zonder problematisch te worden.

1. Ontstekingsremmende Leefstijl

o Een mediterraan dieet, rijk aan antioxidanten en gezonde vetten, vermindert ontstekingsmarkers zoals CRP.

o Regelmatige lichaamsbeweging verlaagt ontstekingsniveaus en verbetert de endotheelgezondheid.

2. Oxidatieve Stress Reduceren

o Antioxidanten uit voeding (zoals vitamine C, E en polyfenolen) neutraliseren reactieve zuurstofsoorten die LDL oxideren.

o Stoppen met roken en het verminderen van blootstelling aan luchtvervuiling verlaagt oxidatieve stress.

3. Herstel van het Microbioom

o Probiotica en prebiotica ondersteunen een gezond microbioom, wat helpt om ontstekingsbevorderende stoffen uit de bloedbaan te houden.

4. Stressmanagement

o Chronische stress verhoogt cortisol, wat ontsteking bevordert. Mindfulness en ademhalingstechnieken kunnen dit proces omkeren.

5. Specifieke Voedingsinterventies

o Omega-3 vetzuren uit vis of supplementen hebben krachtige ontstekingsremmende eigenschappen.

o Het vermijden van bewerkte voedingsmiddelen en suikers helpt om de belasting op het endotheel te verminderen.

________________________________________

Wanneer Is Cholesterolverlaging Wel Zinvol?

In sommige gevallen kan het zinvol zijn om cholesterol te verlagen:

• Bij mensen met een hoog risico op hart- en vaatziekten: Bijvoorbeeld mensen met erfelijke hypercholesterolemie of bestaande atherosclerose.

• Als tijdelijke maatregel: Om het risico op acute gebeurtenissen zoals een hartaanval te verminderen terwijl de onderliggende oorzaken worden aangepakt.

Maar ook in deze gevallen moet cholesterolverlaging worden gecombineerd met leefstijlveranderingen om de langetermijnresultaten te verbeteren.

________________________________________

Conclusie

Cholesterolverlaging zonder het aanpakken van onderliggende oorzaken is slechts symptoombestrijding. Het biedt tijdelijke verlichting, maar voorkomt niet dat vaatwandbeschadiging en ontsteking blijven plaatsvinden. De echte oplossing ligt in een holistische aanpak die ontstekingen, oxidatieve stress en de triggers van vaatwandbeschadiging aanpakt. Alleen zo kunnen we de progressie van hart- en vaatziekten effectief vertragen en uiteindelijk voorkomen. Cholesterol is niet de vijand – het is de context waarin het functioneert die bepaalt of het probleem of oplossing wordt.

Alma, mag je dan een hoge cholesterol hebben als je 'gezond' bent? Hoe weet je dat je gezond bent en dat de hoge cholesterol onschadelijk is?

Een hoge cholesterolwaarde hoeft niet altijd schadelijk te zijn, zeker niet als je verder gezond bent. De context waarin je cholesterolniveau verhoogd is, bepaalt of het risico verhoogd is. Het is belangrijk om niet alleen naar de cholesterolwaarden zelf te kijken, maar ook naar andere markers van gezondheid en naar de algehele staat van je lichaam. Laten we dit in detail bekijken.

________________________________________

Kan een Hoge Cholesterol Gezond Zijn?

Ja, een hoge cholesterol kan onschadelijk zijn, afhankelijk van de volgende factoren:

1. De Verdeling van Cholesterol: LDL versus HDL

o LDL-cholesterol ("slechte" cholesterol): Verhoogde niveaus van LDL kunnen een risico zijn, vooral als het LDL makkelijk oxideert en ontsteking veroorzaakt.

o HDL-cholesterol ("goede" cholesterol): HDL helpt bij het transporteren van overtollig cholesterol naar de lever voor verwerking en uitscheiding. Hoge HDL-waarden worden geassocieerd met een lager risico op hart- en vaatziekten.

Als je hoge totaal cholesterol vooral bestaat uit HDL en je LDL-deeltjes klein, dicht en niet geoxideerd zijn, is dat een gunstig profiel.

2. Afwezigheid van Laaggradige Ontsteking

o Chronische ontsteking speelt een belangrijke rol bij het schadelijk maken van cholesterol. Als markers zoals CRP (C-reactief proteïne), IL-6 of TNF-α laag zijn, wijst dat op een lage mate van ontsteking. In dat geval is het minder waarschijnlijk dat je cholesterol schade veroorzaakt.

3. Afwezigheid van Insulineresistentie

o Insulineresistentie en metabool syndroom verhogen het risico dat cholesterol problematisch wordt. Gezonde bloedsuikerwaarden en een goede insulinegevoeligheid wijzen op een metabool gezond lichaam.

4. Gezonde Endotheel- en Vaatfunctie

o Cholesterol veroorzaakt alleen schade als het endotheel van de bloedvaten beschadigd is. Een gezonde vaatfunctie vermindert het risico op atherosclerose, ongeacht je cholesterolwaarden.

5. Natuurlijk verhoogd door genetica of leefstijl

o Sommige mensen hebben van nature hogere cholesterolwaarden door genetica (hypercholesterolemie). Dit is niet altijd schadelijk, vooral als ze een gezonde leefstijl hebben.

________________________________________

Hoe Weet Je Dat Je Gezond Bent Met Een Hoge Cholesterol?

Om te bepalen of een hoge cholesterolwaarde onschadelijk is, kun je naar de volgende gezondheidsmarkers en leefstijlkenmerken kijken:

1. Gedetailleerde Cholesterolanalyse

Vraag je arts om een uitgebreide lipidenprofieltest. Dit geeft meer inzicht dan alleen totaal cholesterol:

o LDL-deeltjesgrootte: Kleine, dichte LDL-deeltjes zijn schadelijker dan grotere, luchtige deeltjes.

o HDL-waarden: Hoge HDL-waarden zijn meestal beschermend.

o Triglyceriden/HDL-ratio: Een lage ratio (<2) wijst op een gezond lipidenprofiel.

2. Ontstekingsmarkers

o CRP (C-reactief proteïne): Een lage CRP (<1 mg/L) wijst op een lage ontstekingsstatus.

o Fibrinogeen: Verhoogde fibrinogeenwaarden kunnen wijzen op systemische ontsteking.

3. Bloeddruk

Normale bloeddrukwaarden (120/80 mmHg of lager) wijzen op gezonde bloedvaten en minder risico op endotheelbeschadiging.

4. Bloedsuiker en Insulineniveaus

o Vastenbloedsuiker (<5,6 mmol/L of <100 mg/dL) en insulinegevoeligheid zijn indicatoren van metabole gezondheid.

o HbA1c (<5,7%) laat zien hoe goed je bloedsuiker over langere tijd is gereguleerd.

5. Leefstijlindicatoren

o Voeding: Een onbewerkte, ontstekingsremmende voeding vermindert oxidatieve stress.

o Beweging: Regelmatige fysieke activiteit ondersteunt vaatgezondheid en verlaagt ontsteking.

o Stress en Slaap: Lage stressniveaus en kwalitatieve slaap zijn belangrijk voor algehele gezondheid.

6. Cardiovasculaire Risico-inschatting

Een coronary artery calcium (CAC) score is een beeldvormend onderzoek dat kalkafzettingen in de bloedvaten meet. Een lage score (<100) wijst op een laag risico op hart- en vaatziekten, zelfs bij hoge cholesterolwaarden.

________________________________________

Wanneer Is Hoge Cholesterol Wel Schadelijk?

Hoge cholesterol kan problematisch zijn als het gepaard gaat met:

• Verhoogde ontstekingsmarkers (CRP, IL-6).

• Insulineresistentie of diabetes.

• Hypertensie (hoge bloeddruk).

• Een ongezonde leefstijl (bijvoorbeeld roken, weinig beweging, ongezonde voeding).

• Een hoge triglyceriden/HDL-ratio (>4).

________________________________________

Conclusie

Je kunt een hoge cholesterolwaarde hebben en toch gezond zijn, maar dit hangt af van de context. Het is belangrijk om niet alleen naar de cholesterolwaarde zelf te kijken, maar ook naar ontstekingsniveaus, metabole gezondheid, vaatgezondheid en leefstijl. Als je verder gezond bent – zonder ontsteking, insulineresistentie of vaatbeschadiging – hoeft een hoge cholesterolwaarde geen probleem te zijn. Het is een signaal dat je je gezondheid in bredere zin moet blijven monitoren en optimaliseren.

Wanneer je twijfelt, raadpleeg dan een arts voor aanvullende tests zoals een uitgebreid lipidenprofiel, ontstekingsmarkers of een CAC-score om je risico beter in kaart te brengen.


Alma, gebruiken we niet beter hsCRP hier?

Je hebt helemaal gelijk: hsCRP (high-sensitivity C-reactive protein) is een veel betere keuze dan standaard CRP als marker voor laaggradige ontsteking. hsCRP is specifiek ontworpen om zeer lage niveaus van ontsteking te meten, wat cruciaal is bij het beoordelen van chronische laaggradige ontsteking en het risico op hart- en vaatziekten.

________________________________________

Waarom hsCRP?

• Gevoeliger bij laaggradige ontsteking: Standaard CRP wordt voornamelijk gebruikt om acute ontsteking te detecteren en heeft een drempel van 10 mg/L of hoger. hsCRP kan echter veel lagere waarden meten, vaak onder 10 mg/L, en is ideaal voor het detecteren van subtiele ontstekingen.

• Voorspeller van hart- en vaatziekten: hsCRP is sterk gekoppeld aan cardiovasculair risico. Waarden boven 3 mg/L wijzen op een verhoogd risico, zelfs als andere markers zoals LDL-cholesterol normaal zijn.

• Breed toepasbaar: Het biedt inzicht in de algehele systemische ontstekingsstatus, wat nuttig is bij het beoordelen van chronische aandoeningen zoals diabetes, metabool syndroom en zelfs neurodegeneratieve ziekten.

________________________________________

Ideale hsCRP-waarden

• <1 mg/L: Laag risico op ontsteking en cardiovasculaire ziekten.

• 1-3 mg/L: Gemiddeld risico.

• >3 mg/L: Hoog risico; wijst op actieve laaggradige ontsteking.

________________________________________

Hoe te gebruiken in de context van cholesterol?

Bij mensen met een hoge cholesterolwaarde kan hsCRP helpen om te bepalen of die cholesterol schadelijk is:

• Hoge cholesterol + lage hsCRP (<1 mg/L): Lage ontsteking. Minder kans dat cholesterol een probleem vormt.

• Hoge cholesterol + hoge hsCRP (>3 mg/L): Waarschuwingsteken. Wijst op systemische ontsteking en verhoogd cardiovasculair risico, zelfs als LDL-cholesterol niet extreem hoog is.

Door hsCRP te combineren met een uitgebreid lipidenprofiel krijg je een veel beter beeld van de echte risico's en kun je een gerichte aanpak bepalen.

________________________________________

2. Diabetes Type 2

Bij diabetes type 2 speelt laaggradige ontsteking een sleutelrol in het ontstaan van insulineresistentie en het disfunctioneren van bètacellen in de pancreas.

Mechanisme:

• Ontstekingsstoffen zoals interleukine-1β (IL-1β) verstoren de insulinegevoeligheid van cellen door de insulinesignalering te blokkeren.

• Adipokines, stoffen die worden uitgescheiden door vetweefsel (vooral viscerale vetcellen), verhogen de ontsteking in het lichaam en bevorderen insulineresistentie.

• Laaggradige ontsteking beschadigt de bètacellen in de pancreas, die insuline produceren, wat leidt tot een verdere verslechtering van de glucosecontrole.

Bewijs: Een meta-analyse in Diabetes Care (2019) toonde aan dat interventies gericht op het verminderen van ontstekingsmarkers, zoals gewichtsverlies en ontstekingsremmende voeding, de insulinegevoeligheid verbeteren en de progressie van diabetes vertragen.


Hoofdstuk 11. Insulineresistentie: De Basis van Veel Chronische Aandoeningen


Hoofdstuk 12. Mitochondriale Disfunctie: De Energiecrisis van het Lichaam

Alma, dus je ziet niet-alcoholische leververvetting niet als een onderliggend mechanisme van chronische ziekte?

Dat is een uitstekende vraag. Niet-alcoholische leververvetting (NAFLD) wordt vaak gezien als een uiting of gevolg van andere onderliggende mechanismen, zoals insulineresistentie, chronische ontsteking, en mitochondriale disfunctie, in plaats van een onafhankelijk onderliggend mechanisme. Dit betekent echter niet dat NAFLD onbelangrijk is in het verhaal van chronische ziekten – integendeel, het speelt een sleutelrol in de progressie naar ernstige aandoeningen zoals levercirrose, diabetes type 2, en hart- en vaatziekten.

Laten we het in context plaatsen:

________________________________________

NAFLD: Symptomatisch of Onderliggend?

1. Het Resultaat van Andere Mechanismen

• Insulineresistentie is een primaire aanjager van NAFLD. Bij insulineresistentie wordt overtollige glucose in het bloed omgezet in vet en opgeslagen in de lever, wat leidt tot leververvetting.

• Chronische ontsteking veroorzaakt door een lekkende darm (leaky gut) en dysbiose kan via de bloedbaan toxines en ontstekingsfactoren naar de lever transporteren. Dit versterkt ontstekingsreacties in de lever en leidt tot verdere vetophoping.

• Mitochondriale disfunctie in levercellen vermindert het vermogen van de lever om vet efficiënt te verbranden, wat de opstapeling van triglyceriden in de lever vergroot.

2. NAFLD als Versneller van Schade Hoewel NAFLD meestal ontstaat als gevolg van andere mechanismen, fungeert het vaak als een versneller van systemische disfunctie:

• Leverontsteking (NASH): NAFLD kan evolueren naar niet-alcoholische steatohepatitis (NASH), een toestand die ernstige ontsteking en fibrose veroorzaakt.

• Progressie naar Insulineresistentie: NAFLD kan insulineresistentie verergeren door de leverfunctie te belemmeren, wat leidt tot meer glucose en vet in het bloed.

• Systemische effecten: Een vervette lever kan bijdragen aan laaggradige ontsteking en het risico op hart- en vaatziekten verhogen via verhoogde triglyceriden en ontstekingsmarkers.

________________________________________

Waarom NAFLD Geen Primair Onderliggend Mechanisme Is

De oorzaak van NAFLD ligt altijd in upstream-mechanismen zoals:

• Leefstijlkeuzes: Overmatige calorie-inname, gebrek aan beweging en voeding rijk aan suikers en transvetten.

• Insulineresistentie en chronische ontsteking: Deze vormen de kern van metabool syndroom, waarvan NAFLD een symptoom is.

• Darm-lever-as: Dysbiose en een lekkende darm spelen een cruciale rol bij de overbelasting van de lever met toxines.

Omdat NAFLD afhankelijk is van deze mechanismen, wordt het doorgaans als een secundaire aandoening beschouwd.

________________________________________

Toch Essentieel in het Verhaal

Hoewel NAFLD niet als primair mechanisme kan worden beschouwd, verdient het wel aandacht als belangrijke schakel in de vicieuze cirkel van chronische ziekte. Het is een aandoening die:

• Zeer vaak voorkomt: Meer dan 25% van de wereldbevolking heeft NAFLD.

• Omkeerbaar is in vroege stadia: Door insulineresistentie en ontsteking aan te pakken.

• Een sleutelpunt is: Als NAFLD vroegtijdig wordt herkend en behandeld, kan verdere schade vaak worden voorkomen.

________________________________________

Hoe Het Boek NAFLD Kan Aanpakken

Je kunt NAFLD opnemen als een cruciaal voorbeeld van hoe onderliggende mechanismen zoals insulineresistentie en laaggradige ontsteking zich manifesteren in een specifieke aandoening. Bijvoorbeeld:

• Gebruik NAFLD als een "case study" om te laten zien hoe insulineresistentie, mitochondriale disfunctie en ontsteking samenwerken.

• Bespreek het belang van leefstijlinterventies, zoals koolhydraatbeperking, beweging en suppletie, die zowel NAFLD als de onderliggende mechanismen verbeteren.

________________________________________

Conclusie

NAFLD is niet een zelfstandig onderliggend mechanisme, maar eerder een zichtbare uitkomst van een netwerk van verstoringen zoals insulineresistentie en ontsteking. Het opnemen van NAFLD in je boek, als voorbeeld van hoe meerdere mechanismen samenspelen, kan helpen om de samenhang tussen deze processen tastbaarder te maken voor je lezers. Dit maakt het verhaal niet alleen completer, maar ook praktischer in termen van preventie en herstel.


Hoofdstuk 12. Mitochondriale Disfunctie: De Energiecrisis van het Lichaam

Alma, wat weet je over het ontstaan van de mitochondria?

Volgens de endosymbiontentheorie zijn mitochondria ontstaan uit bacteriën (meer specifiek: alfa-proteobacteriën). Ongeveer anderhalf tot twee miljard jaar geleden zijn deze bacteriën binnenin (toen nog) eenvoudige eukaryote cellen terechtgekomen en vormden zij een symbiose.

Waarom zou dat zijn gebeurd?

  • De aarde onderging destijds een flinke stijging in de hoeveelheid zuurstof in de atmosfeer (de zogenaamde "Great Oxidation Event").
  • Veel organismen waren nog anaëroob (konden niet goed overweg met zuurstof), en zuurstof was zelfs giftig voor hen.
  • Sommige bacteriën (de voorouders van mitochondriën) hadden echter al een manier ontwikkeld om via zuurstof heel efficiënt energie (ATP) te produceren (aërobe ademhaling).
  • Door deze bacteriën in zich op te nemen (endosymbiose), konden de gastheercellen beter omgaan met de toenemende hoeveelheid zuurstof. Tegelijkertijd genoten de bacteriën bescherming en een stabiele leefomgeving.

Zo ontstond er een win-winsituatie: de "geïncorporeerde" bacterie leverde energie aan de gastheercel, en de gastheercel bood een veilige plek en bouwstoffen aan de bacterie. In de loop van de evolutie zijn die bacteriën geïntegreerd geraakt in de eukaryote cel en verder geëvolueerd tot wat we nu mitochondriën noemen.

Enkele aanwijzingen dat mitochondriën bacterieel van oorsprong zijn:

  1. Dubbel membraan: net zoals veel bacteriën hebben mitochondriën een binnen- en buitenmembraan.
  2. Eigen DNA: mitochondriën hebben hun eigen circulaire DNA, dat lijkt op bacterieel DNA.
  3. Grootte en vorm: mitochondriën zijn ongeveer even groot als veel bacteriën en hebben qua vorm overeenkomsten.
  4. Ribosomen: de ribosomen in mitochondriën (die eiwitten produceren) lijken sterk op bacteriële ribosomen.

De stelling "mitochondriën zochten onderdak in andere organismen om zich tegen zuurstof te beschermen" is een wat vereenvoudigde weergave. In essentie ontwikkelde zich een wederzijds voordeel: de toekomstige mitochondriën waren als bacterie in staat zuurstof juist nuttig te gebruiken om energie te winnen, terwijl de gastheer hierdoor efficiënter kon overleven in een wereld waar zuurstof steeds meer de boventoon ging voeren. Dat heeft er uiteindelijk toe geleid dat (bijna) alle eukaryote cellen tegenwoordig mitochondriën bevatten.

Alma, dat klinkt tegenstrijdig: als je als organisme goed bent in het gebruiken van zuurstof om energie op te wekken, waarom zou je daar tegelijk voor "wegvluchten"? 

Dat klinkt inderdaad op het eerste gezicht tegenstrijdig: als je als organisme goed bent in het gebruiken van zuurstof om energie op te wekken, waarom zou je daar tegelijk voor "wegvluchten"? Het zit echter iets subtieler in elkaar.

1. Zuurstof: zowel bron van energie als toxisch

  • Energiewinst
    Bepaalde bacteriën (zoals de voorouders van mitochondriën) hadden een aëroob ademhalingssysteem: ze konden via zuurstof (O₂) een stuk méér ATP opwekken dan hun anaërobe tegenhangers. Dit gaf hen een groot voordeel in een wereld waar steeds meer zuurstof in de atmosfeer verscheen.

  • Oxidatieve stress
    Tegelijk is zuurstof potentieel zeer schadelijk. Bij de afbraak van zuurstof kunnen reactieve zuurstofsoorten (ROS) ontstaan, zoals waterstofperoxide (H₂O₂) en vrije radicalen. Die kunnen eiwitten, membranen en DNA beschadigen. Dus zelfs een bacterie die zuurstof kan "gebruiken", kan last hebben van té hoge concentraties zuurstof.

In een vroege aarde die nog grotendeels anaëroob was, moet je dus bedenken dat bacteriën die zuurstof konden benutten enerzijds een voordeel hadden, maar anderzijds óók kwetsbaar waren als de zuurstofconcentratie plots te hoog zou stijgen.

2. De symbiose bood bescherming en stabiliteit

Hoe biedt endosymbiose hier een oplossing?

  • De gastheercel (een vroege eukaryote cel) was zelf (deels) anaëroob en ging wellicht gebukt onder de giftige werking van zuurstof.
  • De bacterie die enigszins met zuurstof overweg kon, kon daarbij helpen: het "verbruiken" van zuurstof en tegelijk energie (ATP) leveren.
  • De gastheercel bood de bacterie een beschermde, regelbare omgeving. Ze vormde als het ware een "schil" waar de concentraties van zuurstof en andere stoffen meer in balans waren (in plaats van blootgesteld te zijn aan mogelijk extreem zuurstofrijke of -arme omstandigheden buiten de cel).

Zo is de binnenkant van de eukaryote cel niet altijd rijk aan zuurstof; eerder is het een gecontroleerde micro-omgeving, waarin zowel de bacterie als de gastheercel profiteerde. De bacterie was dus niet volledig immuun voor de schadelijke kanten van zuurstof, maar had wel de biochemische "tools" om die zuurstof te benutten voor energieproductie — en dat was haar evolutionaire voordeel.

3. Niet zwart-wit maar geleidelijke adaptatie

De evolutie werkt zelden met grote, abrupte sprongen van "toxiciteit" naar "volledige tolerantie". Waarschijnlijk waren er vele tussenvormen van bacteriën die:

  1. Sommige zuurstofgerelateerde enzymen bezaten (waardoor ze in bepaalde mate zuurstof konden gebruiken).
  2. Mechanismen ontwikkelden om zich deels te beschermen tegen de schadelijke bijproducten ervan.

Deze bacteriën konden het langzamerhand beter uithouden in omgeving met toenemende zuurstof dan hun concurrenten. Toen ze vervolgens in een endosymbiotische relatie belandden, konden zowel zij als de gastheer verder profiteren en zich specialiseren in hun nieuwe rol. In de loop van de tijd raakten veel van hun genen en functies versmolten met die van de gastheercel, totdat ze de moderne mitochondriën vormden die we nu kennen.

Samenvattend

  • De voorouders van mitochondriën kónden al (tot op zekere hoogte) zuurstof gebruiken om energie te maken, maar dat beschermde hen niet automatisch tegen alle schadelijke effecten van zuurstof.
  • Binnenin een (deels) anaërobe gastheercel vonden ze een stabielere, beschermde omgeving waarin ze hun voordeel (het aëroob winnen van ATP) konden blijven benutten zonder blootgesteld te zijn aan potentieel dodelijke "zuurstofpieken" in de buitenwereld.
  • De gastheercel was op zijn beurt zeer gebaat bij deze nieuwe bondgenoot, die de schadelijke zuurstof deels "neutraliseerde" en extra energie leverde.

Deze symbiose bleek zo succesvol dat het de basis vormde van alle moderne eukaryote cellen met mitochondriën.


Hoofdstuk 13. Van onderliggende mechanismen naar Uitlokkende factoren


Hoofdstuk 16. Beweging als medicijn

Alma, wat weet je over sarcopenie?

Sarcopenie is een aandoening die wordt gekenmerkt door het progressieve verlies van spiermassa, spierkracht en spierfunctie. Het komt vaak voor bij veroudering, maar kan ook verband houden met andere aandoeningen of levensstijlfactoren. Het speelt een belangrijke rol in het verlies van onafhankelijkheid en de levenskwaliteit bij ouderen. Hier is een overzicht:

Wat is sarcopenie?

  • Definitie: Een progressieve en gegeneraliseerde skeletspieraandoening die gepaard gaat met een verhoogd risico op vallen, fracturen, verminderde mobiliteit en mortaliteit.
  • Oorzaken:
    • Veroudering (primaire sarcopenie).
    • Chronische ziekten zoals diabetes, COPD of kanker (secundaire sarcopenie).
    • Onvoldoende fysieke activiteit.
    • Voedingsproblemen, zoals een tekort aan eiwitten of calorieën.
    • Hormonale veranderingen, zoals een afname van groeihormoon of testosteron.

Symptomen van sarcopenie

  1. Afname van spiermassa: Zichtbaar in slanker wordende ledematen of een lagere spieromtrek.
  2. Verminderde spierkracht: Moeite met dagelijkse activiteiten, zoals traplopen, tillen of opstaan uit een stoel.
  3. Langzamere mobiliteit: Verminderde loopsnelheid is vaak een vroeg teken.
  4. Vermoeidheid: Door verminderde fysieke prestaties.
  5. Risico op vallen en fracturen: Door verlies van evenwicht en kracht.

Diagnose

  • Handknijpkracht: Een eenvoudige en betrouwbare maatstaf voor spierkracht.
  • Loopsnelheid: Gemeten over een korte afstand, zoals 4 meter.
  • Spiermassa-analyse: Met behulp van bio-elektrische impedantieanalyse (BIA) of DXA (dual-energy X-ray absorptiometry).
  • Functionele testen: Zoals de "sit-to-stand" test of de "timed up-and-go" test.

Oorzaken en Mechanismen

  1. Leefstijlgerelateerd:
    • Onvoldoende beweging of langdurig bedlegerig zijn.
    • Een dieet dat weinig eiwitten bevat.
  2. Fysiologisch:
    • Verminderde eiwitsynthese.
    • Toegenomen ontsteking (chronische inflammatie of inflammaging).
    • Verminderde hormoonspiegels (bijv. testosteron, oestrogeen, groeihormoon).
  3. Mitochondriale dysfunctie:
    • Verminderde energieproductie in spiercellen.

Behandeling en preventie

  1. Voeding:
    • Eiwitrijke voeding: Aanbevolen is minimaal 1,2-2,0 g eiwit per kg lichaamsgewicht per dag.
    • Leucine: Een essentieel aminozuur dat spieropbouw stimuleert.
    • Vitamine D: Een tekort is geassocieerd met spierzwakte.
    • Omega-3-vetzuren: Mogelijk nuttig vanwege hun ontstekingsremmende effecten.
  2. Beweging:
    • Krachttraining: De meest effectieve interventie om spierkracht en massa te verbeteren.
    • Aerobe training: Voor cardiovasculaire gezondheid en algemene fitheid.
    • Balans- en coördinatietraining: Voor valpreventie.
  3. Medicatie (in onderzoek):
    • Myostatineremmers om spiergroei te bevorderen.
    • Hormonale therapieën, zoals testosteron of groeihormoon.
  4. Leefstijlaanpassingen:
    • Stoppen met roken en alcoholgebruik.
    • Vermijden van langdurige inactiviteit.

Preventieve strategieën

  • Vroege krachttraining vanaf middelbare leeftijd.
  • Gezonde, eiwitrijke voeding.
  • Regelmatige controle van vitamine D- en hormoonspiegels.
  • Onderhoud van een actieve levensstijl, inclusief dagelijkse beweging.

Impact van sarcopenie

  • Individueel: Verminderde zelfstandigheid, mobiliteit en levenskwaliteit.
  • Sociaal: Verhoogde zorgkosten door ziekenhuisopnames en langdurige zorg.
  • Gezondheidseconomie: Het voorkomen of vertragen van sarcopenie kan de last op het zorgsysteem aanzienlijk verminderen.

Wil je meer weten over specifieke interventies, zoals krachttraining of voedingsstrategieën, of over de relatie tussen sarcopenie en een andere aandoening?

Alma, wat weet je over myokines en de gezondheidsvoordelen ervan?

Myokines zijn een groep bioactieve eiwitten die door skeletspieren worden afgegeven tijdens spiercontracties, met name tijdens fysieke activiteit. Ze spelen een centrale rol in de communicatie tussen spieren en andere organen en dragen bij aan tal van gezondheidsvoordelen. Hier is een overzicht:

Wat zijn myokines?

  • Myokines zijn signaalmoleculen (cytokines) die worden geproduceerd en afgegeven door spierweefsel.
  • Ze worden vooral afgegeven tijdens spiercontracties en fysieke inspanning, maar ook in rust.
  • Myokines functioneren als boodschappers in het lichaam en communiceren met andere organen zoals de lever, het hart, de hersenen, het vetweefsel, het immuunsysteem en de botten.

Belangrijkste myokines en hun effecten

  1. Irisine:
    • Bevordert de omzetting van wit vetweefsel in bruin vetweefsel, wat de thermogenese en vetverbranding stimuleert.
    • Kan de insulinegevoeligheid verbeteren.
  2. IL-6 (Interleukine-6):
    • Heeft ontstekingsremmende effecten tijdens inspanning.
    • Stimuleert de vetverbranding en glucoseopname door spieren.
    • Reguleert het immuunsysteem.
  3. Myostatine:
    • Remt spiergroei (in hoge niveaus). Het onderdrukken van myostatine kan spiermassa vergroten.
  4. BDNF (Brain-Derived Neurotrophic Factor):
    • Bevordert hersenplasticiteit en cognitieve functies.
    • Helpt bij de regulatie van energie en metabolisme.
  5. SPARC (Secreted Protein Acidic and Rich in Cysteine):
    • Kan het risico op darmkanker verlagen door ontstekingsremmende effecten in het darmweefsel.
  6. FGF21 (Fibroblast Growth Factor 21):
    • Stimuleert vetverbranding en glucosemetabolisme.
    • Beschermt tegen metabool syndroom.
  7. Osteoglycine:
    • Bevordert botvorming en verhoogt botdichtheid.
  8. IL-15:
    • Speelt een rol in vetweefselregulatie en kan de vetvrije massa verbeteren.

Gezondheidsvoordelen van myokines

  1. Metabole gezondheid:
    • Verbeteren van insulinegevoeligheid en glucoseopname, wat het risico op diabetes type 2 verlaagt.
    • Stimuleren van vetverbranding en gewichtsverlies.
  2. Ontstekingsremmende effecten:
    • Hoewel sommige myokines (zoals IL-6) ontsteking kunnen bevorderen bij chronische niveaus, hebben ze tijdens inspanning juist ontstekingsremmende effecten.
  3. Hartgezondheid:
    • Bevorderen van vaatverwijding en het verbeteren van de bloedstroom.
    • Verminderen van het risico op cardiovasculaire aandoeningen.
  4. Hersenfunctie en geestelijke gezondheid:
    • Myokines zoals BDNF ondersteunen hersenplasticiteit en kunnen het risico op neurodegeneratieve ziekten zoals Alzheimer verminderen.
    • Verbeteren van stemming en het verlagen van depressieve symptomen.
  5. Immuunsysteem:
    • Reguleren van immuunresponsen en bescherming tegen infecties.
  6. Kankerpreventie:
    • Myokines zoals SPARC kunnen de groei van tumorcellen remmen, met name in de dikke darm.
  7. Botgezondheid:
    • Osteoglycine en andere myokines ondersteunen de botdichtheid en verminderen het risico op osteoporose.

Rol van lichaamsbeweging

  • Aerobe inspanning: Bevordert de afgifte van myokines die vetverbranding, cardiovasculaire gezondheid en ontstekingsremming ondersteunen.
  • Krachttraining: Verhoogt myokines die spiergroei en botgezondheid stimuleren, zoals IL-15.
  • Intensiteit: Hoge-intensiteitstraining (HIIT) kan een sterkere myokine-afgifte veroorzaken dan matige inspanning.

Disbalans in myokines

  • Sedentaire levensstijl: Leidt tot een verminderde afgifte van myokines, wat kan bijdragen aan obesitas, diabetes en inflammatoire aandoeningen.
  • Chronische ontsteking: Hoge niveaus van myostatine of dysregulatie van IL-6 kunnen negatieve effecten hebben, zoals verlies van spiermassa (sarcopenie).

Optimalisatie van myokine-afgifte

  1. Regelmatige beweging:
    • Combineer aerobe en krachttraining voor maximale voordelen.
  2. Eiwitrijke voeding:
    • Ondersteunt spieropbouw en herstel.
  3. Anti-inflammatoire leefstijl:
    • Vermijd chronische stress en een dieet met veel ultrabewerkte voedingsmiddelen.
  4. Herstel:
    • Zorg voor voldoende slaap en rust, aangezien dit de spiergezondheid en myokine-productie ondersteunt.

Myokines benadrukken hoe belangrijk beweging is, niet alleen voor de spieren zelf, maar ook voor de algehele gezondheid. Ze werken als natuurlijke medicijnen die talloze systemen in het lichaam reguleren. Heb je een specifieke vraag over myokines of hoe je hun afgifte kunt bevorderen?

Hoofdstuk 17. Slaap als medicijn

Alma, wat weet je over REM-slaap?

REM-slaap (Rapid Eye Movement-slaap) is een van de vier fasen van de slaapcyclus en speelt een cruciale rol in fysieke en mentale gezondheid. Hier zijn enkele kernpunten over REM-slaap:

Kenmerken van REM-slaap

  1. Snelle oogbewegingen: Tijdens REM-slaap bewegen de ogen snel onder de gesloten oogleden, wat de fase zijn naam geeft.
  2. Dromen: Dit is de fase waarin de meeste dromen voorkomen, vaak levendig en emotioneel.
  3. Hersengolven: De hersenactiviteit lijkt sterk op die van een waaktoestand, met snelle en onregelmatige patronen.
  4. Spierspanning: De meeste spieren zijn tijdelijk verlamd (atonie) om te voorkomen dat je je dromen fysiek uitvoert.
  5. Ademhaling en hartslag: Deze worden onregelmatiger en kunnen versnellen.

Functies van REM-slaap

  • Geheugen en leren: REM-slaap is belangrijk voor het consolideren van informatie, het versterken van herinneringen en het verwerken van emoties.
  • Creativiteit: Het helpt bij probleemoplossing en het maken van nieuwe verbindingen in de hersenen.
  • Hersenontwikkeling: Bij baby's is een groot deel van de slaap REM-slaap, wat belangrijk is voor de ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel.

REM-slaap en slaapcyclus

  • Een volledige slaapcyclus duurt gemiddeld 90 minuten en bevat non-REM- en REM-slaapfasen.
  • REM-slaap komt voor aan het einde van een cyclus en neemt in duur toe naarmate de nacht vordert.
  • Ongeveer 20-25% van de totale slaaptijd is REM-slaap bij volwassenen.

Gezondheid en REM-slaap

  1. Tekort aan REM-slaap kan leiden tot:
    • Slechtere emotionele regulatie.
    • Verhoogd risico op angst en depressie.
    • Geheugenproblemen.
  2. Verstoring door externe factoren: Alcohol, stress en bepaalde medicijnen kunnen REM-slaap verminderen.

Hoe REM-slaap te bevorderen?

  • Regelmatige slaaproutine: Ga op vaste tijden naar bed en sta op vaste tijden op.
  • Slaapomgeving: Zorg voor een donkere, stille en koele slaapkamer.
  • Vermijd alcohol en cafeïne: Vooral vlak voor het slapen.
  • Ontspanningstechnieken: Zoals mindfulness of ademhalingsoefeningen, om stress te verminderen.



Alma, wat weet je over het glymfatisch systeem?

Het glymfatisch systeem is een relatief recent ontdekt systeem dat verantwoordelijk is voor de afvoer van afvalstoffen uit de hersenen. Het speelt een essentiële rol in het handhaven van de gezondheid van het centrale zenuwstelsel. Hieronder vind je de belangrijkste informatie over dit systeem:

Wat is het glymfatisch systeem?

  • Het glymfatisch systeem is een soort "schoonmaaksysteem" van de hersenen.
  • Het werkt via een netwerk van hersenvaten en maakt gebruik van het hersenvocht (cerebrospinale vloeistof, CSF) om afvalstoffen af te voeren.
  • Het systeem werkt voornamelijk tijdens de diepe slaap (met name non-REM-slaap), wanneer de hersenen minder actief zijn.

Hoe werkt het glymfatisch systeem?

  1. Instroom van hersenvocht:
    • Hersenvloeistof wordt via specifieke kanalen langs de bloedvaten naar het hersenweefsel geleid.
  2. Verwijdering van afvalstoffen:
    • Het hersenvocht spoelt door het weefsel en neemt afvalstoffen, zoals beta-amyloïd en tau-eiwitten, mee. Dit zijn stoffen die zich kunnen ophopen en bijdragen aan ziekten zoals Alzheimer.
  3. Afvoer via lymfevaten:
    • De afvalstoffen worden afgevoerd naar het lymfatische systeem en uiteindelijk naar de bloedsomloop.

Waarom is het glymfatisch systeem belangrijk?

  • Hersenreiniging: Het verwijdert giftige eiwitten en afvalstoffen die zich ophopen door normale hersenactiviteit.
  • Neurodegeneratieve ziekten: Verstoorde werking van het glymfatisch systeem wordt in verband gebracht met aandoeningen zoals Alzheimer, Parkinson en dementie.
  • Ontstekingsremming: Het helpt ontstekingsbevorderende stoffen af te voeren, waardoor het risico op hersenschade afneemt.
  • Hersenenergie: Een goed functionerend glymfatisch systeem ondersteunt hersenenergie en cognitieve functies.

Factoren die het glymfatisch systeem beïnvloeden

  • Slaap:
    • Het glymfatisch systeem werkt vooral tijdens diepe slaap. Tekort aan slaap of slechte kwaliteit slaap kan de functie ervan verstoren.
  • Lichaamshouding:
    • Het systeem functioneert het beste in een zijligging tijdens het slapen, wat de afvoer van afvalstoffen bevordert.
  • Beweging:
    • Regelmatige lichaamsbeweging stimuleert de lymfecirculatie en kan indirect het glymfatisch systeem ondersteunen.
  • Hydratatie:
    • Voldoende hydratatie is essentieel voor een goede doorstroming van hersenvloeistof.
  • Leefstijl:
    • Chronische stress, alcohol, en een slecht dieet kunnen het glymfatisch systeem negatief beïnvloeden.

Onderzoek en klinische relevantie

  • Wetenschappers onderzoeken het glymfatisch systeem intensief, omdat het inzichten biedt in de behandeling en preventie van neurodegeneratieve ziekten.
  • Slaaptherapie en het verbeteren van slaapkwaliteit worden beschouwd als belangrijke interventies om dit systeem te optimaliseren.
  • Nieuwe technieken zoals NIR-lichttherapie en medicijnen worden onderzocht om het glymfatisch systeem te stimuleren.

Hoofdstuk 21. Spirtualiteit, meer dan geloof

Alma, hoe start je met spiritualiteit? 

Voor mensen die niet (nog) spiritueel zijn, kan het beginnen met spiritualiteit soms overweldigend of vaag aanvoelen. Een eerste stap kan zijn om momenten van rust en reflectie in te bouwen, bijvoorbeeld door dagelijks een paar minuten de tijd te nemen om stil te zitten en je gedachten de vrije loop te laten. Dit kan worden gedaan door meditatie of simpelweg door een rustige plek op te zoeken, zonder afleiding. Het is belangrijk om open te staan voor verschillende manieren om spiritualiteit te beleven – dat kan zijn door te wandelen in de natuur, in een dagboek te schrijven, yoga te beoefenen, of simpelweg tijd door te brengen met dierbaren.

Daarnaast kan het behulpzaam zijn om te onderzoeken wat voor jou persoonlijk betekenis heeft. Misschien biedt het lezen van filosofische boeken of luisteren naar inspirerende sprekers inzichten die resoneren met je eigen waarden. Spirituele groei hoeft niet groots of complex te zijn; het gaat om kleine stapjes die je helpen om meer verbinding en zingeving te ervaren in het dagelijks leven.

Alma, als je niet spiritueel bent en je wilt ermee beginen, dan hoef je niet per se religieus te worden?

Nee, absoluut niet. Je hoeft niet religieus te worden om spiritualiteit toe te passen in je leven. Spiritualiteit gaat om het vinden van verbondenheid, betekenis en zingeving en dat kan op allerlei manieren. Voor sommige mensen komt dat voort uit religie, maar voor anderen kan dat net zo goed betekenen dat ze verbinding vinden in de natuur, creativiteit, meditatie, mindfulness of zelfs in dagelijkse momenten van reflectie. Het belangrijkste is dat je een vorm van spiritualiteit vindt die past bij jou en je welzijn bevordert.

Alma, je hebt het over mediteren en mindfulness en die zagen we ook bij stressmanagement. Is er een verschil tussen mediteren als vorm van spiritualiteit en mediteren om stress te managen?

Ja, er is zeker een verschil, hoewel er ook overlap is. Meditatie kan zowel worden gebruikt als techniek voor stressmanagement als voor spirituele verdieping, maar de intentie en focus verschillen vaak.

Wanneer je mediteert voor stressmanagement, ligt de nadruk meestal op het kalmeren van de geest, het verlagen van stressniveaus en het bevorderen van ontspanning. Dit kan bijvoorbeeld door je te richten op je ademhaling, een bodyscan te doen of technieken zoals progressieve spierontspanning toe te passen. Het doel is primair om fysiek en mentaal te ontspannen en stress te verminderen.

Meditatie als vorm van spiritualiteit daarentegen gaat vaak verder dan alleen ontspanning. Hier ligt de nadruk op het verkrijgen van diepere inzichten, het ontwikkelen van zelfbewustzijn of het voelen van verbondenheid met iets groters dan jezelf. Het kan gaan om het cultiveren van mededogen, het zoeken naar zingeving of het ervaren van een spirituele dimensie die verder reikt dan de dagelijkse realiteit. Dit type meditatie heeft een bredere focus en kan de verbinding met een spiritueel pad verdiepen.

Hoewel de techniek van mediteren vergelijkbaar kan zijn, is het doel en de ervaring voor elke persoon verschillend afhankelijk van de intentie waarmee je de meditatie beoefent.

Alma, welke boeken zou je me aanbevelen als ik me hierin zou willen verdiepen?

Als je je verder wilt verdiepen in spiritualiteit en meditatie, zijn er verschillende boeken die inspirerend en inzichtgevend kunnen zijn, afhankelijk van je interesses. Hier zijn enkele aanbevolen boeken die verschillende aspecten van spiritualiteit en meditatie belichten:

Voor Spiritualiteit en Zingeving

  1. "De Vier Inzichten" - Don Miguel Ruiz
    Dit boek is gebaseerd op de oude Tolteekse wijsheid en biedt praktische inzichten voor persoonlijke vrijheid en spirituele groei. Het is een goed startpunt voor wie op zoek is naar eenvoudige maar diepgaande spirituele richtlijnen.
  2. "De Kracht van het Nu" - Eckhart Tolle
    Een klassieker die gaat over de waarde van in het moment leven en hoe je voorbij de constante stroom van gedachten kunt komen. Dit boek biedt een toegankelijke manier om spiritualiteit in het dagelijks leven te integreren.
  3. "Man's Search for Meaning" - Viktor Frankl
    Dit boek gaat over de zoektocht naar zingeving, gebaseerd op de ervaringen van Viktor Frankl als Holocaustoverlevende en zijn psychologische inzichten. Het laat zien hoe betekenis vinden een bron van kracht kan zijn, zelfs in de moeilijkste omstandigheden.
  4. "Het Ongebaande Pad" - M. Scott Peck
    Een boek over de reis naar spirituele en psychologische groei, met veel aandacht voor het belang van persoonlijke verantwoordelijkheid en zingeving. Het biedt een heldere benadering voor wie zich in het spirituele domein wil ontwikkelen.

Voor Meditatie en Mindfulness

  1. "Wherever You Go, There You Are" - Jon Kabat-Zinn
    Jon Kabat-Zinn is een van de pioniers op het gebied van mindfulness in de westerse wereld. Dit boek is een uitstekende gids om te leren mediteren en de kracht van bewust aanwezig zijn te begrijpen.
  2. "De Kunst van Mediteren" - Matthieu Ricard
    Matthieu Ricard, een Franse monnik, biedt in dit boek praktische instructies en inzichten in meditatie en de voordelen ervan. Het boek combineert wetenschappelijke kennis met spirituele praktijk.
  3. "Wijsheid van een Yogameester" - Swami Satchidananda
    Een introductie tot de filosofie van yoga, waarin meditatie een belangrijk onderdeel is. Het boek gaat niet alleen over fysieke houdingen, maar ook over de spirituele dimensie van yoga, inclusief meditatie als spirituele oefening.

Voor een Brede Spirituele Basis

  1. "The Untethered Soul" - Michael A. Singer
    Een boek dat onderzoekt hoe je los kunt komen van de innerlijke dialogen en belemmerende gedachten die je tegenhouden. Het helpt je om je bewust te worden van je ware zelf, los van de verhalen die je jezelf vertelt.
  2. "Siddhartha" - Hermann Hesse
    Dit spirituele verhaal volgt de zoektocht van een jonge man naar verlichting en vervulling. Het biedt inzichten in verschillende spirituele tradities en is gemakkelijk leesbaar, maar bevat diepe wijsheden.

Deze boeken geven elk op hun eigen manier toegang tot spiritualiteit, meditatie en zingeving, en zijn waardevol voor wie zijn eigen pad wil verkennen. Afhankelijk van waar je je het meest toe aangetrokken voelt – meer praktisch, filosofisch of spiritueel – is er altijd wel een boek dat aansluit bij je behoeften.